door hun eigen gewicht steeds benedenwaarts ge
drukt in de richting van het sleutelgat. In de kla
vier zijn twee openingen of raampjes (c en d),
verbonden door een gleuf e. Op den schootstaart,
die langs den grondplaat (achterwand) van de
slotkast schuift, is een vierkante stift b geklonken,
even breed als de raampjes en even hoog als
gleuf e. Door den sleutelbaard wordt bij het om
draaien van den sleutel, het klavier juist zoo hoog
opgelicht, dat b voor de gleuf komt en de schoot
dan heen en weer kan schuiven. Hoe juister deze
schootstift bin de raampjes en vooral in de
gleuf (e) past, hoe veiliger het slot zal zijn.
Bij toepassing van meer klavieren heeft de sleu
telbaard een gelijk aantal insnijdingen en de kla-
71
Fig. 6b. Klavier in open stand