van plannen voor een nieuwe kerk aan de Mare,
met een ontwerp ter tafel kwam, dat getuigenis
kon afleggen van zijn groote bekwaamheid als
bouwmeester.
Het was een kerkgebouw met achthoekig grondplan,
gedekt met een op een hoogen trommel rustenden
koepel en omgeven door een met lessenaarsdaken
tegen den bovenbouw aansluitenden achtkanten
omgang.
De koepel werd bekroond door een eveneens
achtzijdig open torentje, waarop een vergulden pijn
appel met windvaan. De hoogte van het bouwwerk
bedroeg 55 M., waarvan een binnenwerksche hoogte
van bijna 30 M. Dit was voor Leiden een stoutmoedig
ontwerp, 's Gravenzande had hiermede een kerktype,
dat reeds een paar maal eerder op bescheiden schaal
was gemaakt te Willemstad en te Yzendijke, tot een,
aan de Italiaansche voorbeelden herinnerende rijp
heid ontwikkeld.
De bestuurders van Leiden vroegen nog het advies
van in het vak doorknede bouwkundigen, zooals van
den stadstimmerman en den stadsmetselaar van Am
sterdam en zelfs van Jacob van Campen, den grooten
bouwmeester van het raadhuis van Amsterdam
„omme te visiteeren ende examineeren de modellen
en de teekeningen", waarvoor laatstgenoemden niets
dan grooten lof hadden. Op 16 Maart 1639 werd tot
den bouw besloten en kon een aanvang gemaakt
worden met het inheien der 4000 palen, waarna op
27 September 1639 de eerste steen werd gelegd.
Ondanks het feit, dat eerst een tiental jaren later
de groote natuursteenen ingang gereed zou komen,
vond op 13 en 14 Nov. 1649, dus ongeveer 10 jaar na
den aanvang van de werkzaamheden de inwijding
door ds. Joh. Dermout en Prof. Abraham Heidanus
plaats. Op 17 Febr. 1650 werd de kerk aan de Ned.
Hervormden toegewezen.
74