tijd, waarin kunst eiken ambachtsman in de vingers
zat. In die dagen, toen de woningen nog eenvoudig
waren en voor de burgerlijke overheid nauwelijks
een goede behuizing werd gebouwd, verrezen de
St. Pieters- en St. Pancraskerk als manifestatie van
den godsdienstzin en het kunstgevoel in die dagen.
De St. Pieterskerk.
Volgens een aanteekening in het memorieboek van
de St. Pieterskerk werd deze kerk den Hen Septem
ber 1121, op den Zondag na Onze Lieve Vrouwe
geboorte, door bisschop Godebald van Utrecht ge
wijd. Zij was gebouwd in het centrum van het
oudste gedeelte van Leiden, op het grafelijk goed,
tegenover het door den graaf bewoonde Hof. De
graven, die ook het begevingsrecht voor het pastoors
ambt bezaten, zullen ongetwijfeld den stoot tot dezen
bouw gegeven hebben. Volgens de overlevering ont
ving Floris V in deze kerk, welke wij ons als een
Romaansch kerkje moeten voorstellen, het H. Doop
sel. Of deze kerk zich toen reeds als parochiekerk
van de moederkerk te Zoeterwoude heeft afgeschei
den of aanvankelijk alleen een kapel is geweest
voor de graven en de bewoners rondom is niet
bekend. In 1213 wordt Theodoricus de Leithen als
pastoor vermeld. De parochie omvatte toen het
gebied van het oude Leiden tusschen den Rijn en
het Rapenburg, welke de uiterste grens vormde,
benevens den Burcht op het Rijneiland met de
huizen eromheen.
In 1339 werd de kleine kerk door een grootere ver
vangen, nadat reeds in 1338 ter vergrooting van het
kerkhof een deel van den Koningsweg was afge
nomen. In 1412 werd er weer aan gebouwd. In 1420
werd het koor voorloopig en in 1426 definitief met
8 altaren gewijd. Onder den commandeur Jacob van
30