35
komen. Wilgen brengen groote hoeveelheden zaad voort.
In den voorzomer zien we ze overdekt met hun zaden,
die met hun sneeuwwit pluis uitpuilen uit de doos
vruchten der katjes. Met dergelijke zaden van de popu
lieren vervullen zij de lucht en ze dalen overal neer.
Maar de wilgenzaden behouden hun kiemkracht slechts
enkele dagen en nu komt het er op aan, dat ze bijtijds
terecht komen op een gunstigen bodem en dat het daar
dan niet te droog of te heet is, zoodat het kiemworteltje
tijdig een veiligen ondergrond kan bereiken. Dat is trou
wens een strenge voorwaarde voor alles, wat in de duinen
ontkiemt. Het kan mee- en tegenvallen. Eens vond ik op
den bodem van een uitdrogenden plas een dicht tapijt
van duizenden kiemplantjes van onzen kruipwilg en dat
leek heel geducht. Maar het draaide op niets uit, want
er volgde een natte periode, de plas kreeg weer water,
een halven meter hoog en de heele wilgenbevolking ver
dronk. Daarentegen heb ik in den uitersten buitenrand
van den zeereep kiemplante.i aangetroffen, die zich
voorspoedig konden ontwikkelen en uitgroeiden tot een
normaal kruipwilgwoud, kniehoog. Eenmaal gevestigd,
houdt hij goed stand. Van verdroging door den wind
heeft de lage, gezellig dichtgroeiende plant weinig te
duchten, matige overstuiving verdraagt zij door nieuwe
beworteling in de hoogere deelen, ondergraving voor
komt hij door plat tegen den grond liggende uitloopers
en zoolang die niet door de konijnen worden weggevre
ten, staat hij veilig.
In habitus, bladvorm, schorskleur vertoont de kruipwilg
in de duinen een groote verscheidenheid. Op beschutte
plaatsen wordt hij manshoog, maar in de groote open
valleien haalt hij dikwijls genoeg niet eens een halven
meter.
Evenals ieder rechtgeaard woud heeft het kruipwilg
bosch ook zijn bodemflora: viooltjes, wilde aardbei,
walstroo, ook wel Parnassia en Pyrola. En eens vonden
wij in zoo'n kruipwilgboschje de supra-zeldzame Bok-