probeert het daar ook wel, schiet uit het zaadje behoor lijk onder beschutting van den duindoorn omhoog en gaat nog wel hooger ook. Maar dat wordt een heel bij zondere worsteling. Het blad is weinig bestand tegen verdroging en bij den eersten den besten najaarsstorm verwelkt het loof aan de loefzijde van den struik. De lijkant houdt het nog uit. Ook kunnen aan de windzijde de knoppen verschrompelen. Maar de vlier en haar fa milie (de kamperfoeliefamilie) zijn ware kunstenaars in het vormen van extra knoppen en zoo blijft de struik dan standhouden, altijd eenzijdig, maar niet eens zoo scheef als andere waaiboomen wel kunnen zijn. De grond onder de duindoorns en vlieren krijgt een aar dige humuslaag, zoodat er allerlei planten kunnen groeien, die het niet al te licht behoeven te hebben. Onder de vlieren ziet het vaak groen van fijne Kervel, onder de duindoorns groeit van alles en nog wat. Boven de duindoorns wuiven onvervaard de hooge plui men van de Asperge, in den nazomer dicht bekraald met roode bessen. Menige duindoornstruik wordt over dekt door de Heggerank met haar sierlijk groen blad, haar vlijtige ranken, de gevoeligste en beweeglijkste onder de planten-organen, en met haar donker wijn- roode trosjes van bessen. En niet minder mooi is de duindoorngast het Bitterzoet, dat hier in het duin nabij de zee een dikker blad vertoont dan in het moeras en ook geen of weinig windende loten vertoont. Dat hoeft ook niet, want hij vindt in de dichte twijgen steun genoeg. Misschien wordt de bodemvan het duindoornbosch gaandeweg beter, rijker aan humus en ook doordat al het afgevallen blad en takkenwerk ter plaatse vergaat, ook nog steeds talrijk genoeg. Een feit is het, dat in het groote oude duindoornbosch al meer en meer hees ters en boomen komen opschieten. Op een plek, die ik al veertig jaar in het oog houd, verscheen eerst de Mei doorn, later Kardinaalsmuts en eindelijk ook Eglantier 32

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 36