Vogelwereld. Van eind October tot eind Maart hebben duizenden en nog eens duizenden bonte kraaien hun slaapplaatsen in onze duinen, waarschijnlijk nergens zoo talrijk als in Kennemerland en iederen morgen en avond is hun gaan en komen een prachtig en boeiend verschijnsel, evenals hun verpoozingsuurtje in den avond omtrent de slaapplaatsen. Boomen en struiken buigen onder den last van de grauwzwarte gasten. Bij een straf fen wind zoeken ze hun heil in de laagte, in de duindoorn struiken of op den grond van de ontwaterde vallei. Als een grauwe deken bedekken zij hectaren bij hectaren. Dat ze duindoornvruchten eten, blijkt voldoende uit hun uitwerpselen en braakballen. Daarin vinden wij de oranje vruchthuidjes en de glanzig^ zaadjes en we kun nen ons verder overtuigen, of die wel willen ontkiemen. Die kraaien zijn alleseters, ze brengen van zee ook gar- nalenresten mee en uit het polderland allerhande vie zigheid. De boschjes, waar ze slapen, krijgen door hun uitwerpselen een stikstofrijken grond en daarmee een weelderigen groei van brandnetels en inktzwammen: een mooi voorbeeld van den invloed der dieren op de duinflora. Een dergelijk geval doet zich ook voor bij de zilvermeeuwen, die om hun jongen te voeren, massa's schelpdieren en krabben naar de broedplaatsen brengen en zoodoende in kalkarme duinen kalkrijke oasen schep pen. Dat is opbouwend werk. Doch laat ons terugkeeren tot de duindoorns. Ze groeien bij ons vrijwel overal in de luwte van het jonge duin langs de-zee; daar heeft de grond altijd een behoorlijk kalkgehalte en het zand een zekeren graad van vrucht baarheid. Bovendien is de duindoorn een van die voor- deelige planten, wier stikstofvoeding bevorderd wordt door bakteriën, die hun wortelknolletjes bewonen en het vermogen bezitten, stikstof uit de lucht te assimileeren. De duindoorn is dus een grondverbeteraar en helpt weer andere planten aan een kansje. 21

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 25