weer opgebouwd. Men brak echter in 1616 het ge-
heele stuk aan het Oost, dat uit twee gebouwen
bestond, af en hiervoor in de plaats verrees het nog
bestaande gedeelte, even hoog als het transept. Dit
noordelijk gedeelte van bak- en natuursteen draagt
een Renaissance karakter en doet sterk denken aan
werk van Hendrick de Keyser. Dat hij de bouwmees
ter was, is nooit uit documenten bewezen, maar de ge-
heele compositie en de détails wijzen er op. De ramen
in den voorgevel, die van gebrandschilderd glas voor
zien waren, zijn in 1764 „met graauwe metselsteenen
toegemaakt" toen hiertegen het nieuwe orgel werd
geplaatst. De zandsteenen ingang met het wapen van
Hoorn is mooi en forsch gedetailleerd en verdient een
betere verzorging, dan thans het geval is. (Zie tegen
over blz. 65).
Evenals aan de Noorderkerk steekt het wijzerbord van
de klok over de straat; het dagteekent van 1688.
Zooals al gebleken is uit wat we tot dusver verteld
hebben, woonden in die jaren in Hoorn niet alleen
lieden, die handel dreven en de zeeën bevoeren, maar
er waren ook menschen met artistieke bekwaamheid.
In 1616 woont hier een plateelbakker Jan Lourisz.
Vogel en bij hem werkte Thomas Jansz. uit Delft. De
vele mooi versierde scherven, die in den grond ge
vonden worden, zullen stellig wel overblijfselen zijn
van te Hoorn gebakken voorwerpen.
In 1628 verzoeken twee schilders een kamer van Pic-
tura op te mogen richten. En we lezen, dat in 1652
een Broederschap van St. Lucas haar college hield op
het Oost, op den hoek van de Wijde brugsteeg en de
Bottelsteeg. Het spreekt vanzelf, dat er in dezen tijd
van snellen vooruitgang der stad, plaats in overvloed
was voor knappe vakmenschen.
In het Dal, op de plaats waar in 1426 de grondslag
voor een klooster gelegd werd en waar men er in 1457
69