minuut. Het losscheuren van de kelkslippen gebeurt
wel eens met een zwak geruisch. Alles met alles is het
heel onderhoudend om deze „drukte" bij de schijnbaar
zoo stille planten waar te nemen. Ik ondervind dit altijd
nog met evenveel plezier als zestig jaar geleden. Het
mooiste is wel, dat door den heelen Hof heen haast al
die bloemen tegelijk open gaan en dan is het, alsof er
opeens een verlichting in den tuin is ontstoken.
De acht meeldraden nemen een heel bijzonderen stand
aan, zoo, dat de helmknoppen in één gebogen vlak
komen te liggen. De kenner ziet hieraan duidelijk dat
de bloem „bestemd" is om bezocht te worden door dik
lijvige vlinders, die met lange tongen de honig, die diep
in de kelkbuis ligt, opslurpen en daarbij het stuifmeel
aan hun buik meekrijgen.
Bij ons krijg je die diklijvige vlinders zelden of nooit
op de Teunisbloemen te zien, een enkele maal de Mee
krapvlinder. Des te meer de Pistooltjes of Gamma-uilen
en ook hommels en bijen, die wel eens last hebben met
dat kleverige stuifmeel.
En eigenlijk hebben de Teunisbloemen dat insecten-
bezoek niet zoo erg noodig; ze vormen ook goede en
vele zaden door bestuiving met eigen stuifmeel.
De Gewone Teunisbloem lijkt in zijn gedrag veel op de
Groote. De Kleine echter komt later in bloei en heeft
in zijn kleinere bloemen een andere groepeering van
de meeldraden. Bovendien heeft deze plant de hebbe
lijkheid om op te schieten met gebogen stengels en
zonderling gekromde toppen, wel een nadere beschou
wing waard.
Een andere zomeravondbloem is het Zeepkruid, ook
wellicht een verwilderde sierplant. Het staat door den
heelen Hof heen, graag aan boschranden; mooie plan
ten, met goed gevormde kruiswijsgeplaatste bladeren
en rijk vertakte bloeitoppen, waarin we met eenige
moeite de gevorkte bij schermen herkennen. De mooie
lichtpaarse bloemen openen zich tegen den avond. De
63