theorie, aangaande het ontstaan van nieuwe soorten. Hij heeft daarmee een hegin gemaakt van uitgebreid onderzoek, studie en proefnemingen door geleerden over de geheele wereld met heel belangrijke resultaten op allerlei gebied. Hij werkte voornamelijk met de Grootbloemige Teunis bloem: Oenothéra Lamarckiana)die we dan ook in onzen Hof graag vertoonen. Bovendien hebben we de Gewone Teunisbloem (O. biennis) en de Kleinbloemige (O. muricatamet zijn moeilijk ervan te onderscheiden dubbelganger, de Zand-Teunisbloem {O. ammophila) Al die geleerde namen zet ik hierbij vanwege mijn groot respect voor de Mutatie-theorie en voor wijlen onzen goeden vriend Prof. Hugo de Vries, die naast zijn diep zinnige studies ook een groote, kinderlijke liefde toonde voor de vrije, wilde natuur en daardoor een halve eeuw geleden Heimans en Thysse zoo welwillend heeft ge steund. De Teunisbloemen hebben niet altijd in onze duinen gegroeid. Ze zijn er verwilderd, afkomstig uit tuinplan ten, hier ingevoerd uit Amerika, waar ze bekend zijn als „Evening Primroses" (Avond-sleutelbloem). Ze zijn echter heelemaal niet verwant met de sleutelbloemen, dat ziet ge zoo al op het eerste gezicht. Het zijn „avondbloemen". De Groote en de Gewone Teunis openen hun bloemen in Juli en Augustus ander half uur voor zonsondergang. Hun bloeiperiode vangt aan omstreeks den langsten dag, 21 Juni. Tegen den avond ziet ge al gauw, welke bloemen zich zullen openen. De vier kelkslippen wijken al eenigszins uiteen, zoodat ge de gele kroonbladeren al kunt ont waren. Maar de toppen van de kelkslippen zitten als het ware nog aaneengekleefd. Dan scheuren ze lang zamerhand van elkander los en vrij snel slaan de kelk slippen dan ver achterwaarts om, de vier kroonblade ren ontrollen zich en spreiden zich ook achteruit en dan komen de acht meeldraden en de stempels tevoor schijn. Dat gebeurt soms vrij snel, vaak binnen één 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 87