De Eglantier houdt het langer uit, soms wel tot Sint
Jacob. We hebben er in den Hof eenige zeer mooie
struiken van. Doch om ze op het mooist te zien, moet
ge in de onbedorven duinen zijn. Ik ken een plek in het
duin, zoo mooi, dat de allerknapste landschapsarchitect
het hem niet zou kunnen verbeteren en dat het kost
baarste park er niet mee zou kunnen wedijveren. Hal
verhoogte het tamelijk steil duin staat een groep van
drie zware berken en daarvoor, naar de zonzijde, een
aantal flinke eglantieren, oprijzend uit kruipwilg en
duindoorn. Naar rechts, het duin langs en omhoog nog
meer eglantieren, klein en groot, in een plooi van het
duin zelfs op een rij, een haag vormend. Lager een
kleed van duinroosjes en naar links een boschje van
berken, eiken en populieren met een „kraag" van Gel-
dersche rozen, meidoorns, lijsterbessen, liguster, kar
dinaalsmuts, berberis, alles doorgroeid en overspreid
met Kamperfoelie, Heggerank, Asperge enz.
Dit is het natuurlijk bosch van onze duinen, meer park
dan bosch en onbeschrijfelijk mooi, onovertreffelijk.
Daar kan geen „duinbebossching" tegen op, al is die
nog zoo vlijtig door de deskundigen ontworpen en uit
gevoerd.
De Geldersche Roos is heelemaal geen roos, maar be
hoort thuis bij de vlieren. Ge moogt de struik ook
Wilde Sneeuwbal noemen. De naam van Roos is hier
overgeleverd uit de Wapenkunde van Gelre en is door
gedrongen tot in Engeland en Frankrijk. In de boeken
staat, dat hij bij ons ook „Watervlier" wordt genoemd.
Is dat nog zoo? In ieder geval blijkt hieruit, dat het
volk een goeden kijk heeft op de verwantschap.
In den Hof hebben wij er vele en heel mooie, ook een
paar, dicht aan den waterkant. Ze bloeien tegelijk met
de rozen en zijn dan overdekt met witte bloesem. De
eigenlijke bloempjes zijn nog al klein, maar elke bloem
tuil wordt omgeven door een krans van groote witte
„lokbloemen". Wij hebben door proefnemingen erva
ren, dat die werkelijk insecten aanlokken, maar het is
56