HOOFDSTUK IV
DE ROZEN TIJD
Er groeien in de duinen drie soorten van Rozen: het
Duinroosje, de Hondsroos en de Eglantier. Een vierde
soort: de Kaneelroos, komt slechts zelden voor.
Wij zijn er grootsch op, dat wij in den Hof al die rozen
op hun mooist kunnen vertoonen. Onze duinroosjes-
helling wordt algemeen bewonderd.
Nu hebben wij voor deze zonnekinderen dan ook het
allerbeste plekje uitgezocht: een flauwe helling op het
zuiden. Daar hebben we met zorg een aantal planten
uit het duin neergezet. Die hebben zich uit hun onder-
aardsch wortelgestel vermenigvuldigd en de helling is
nu al zoo goed als geheel in beslag genomen. In het
Kennemerduin en op Texel groeien over vele hektaren
oppervlakte de duinroosjes zoo dicht opeen, dat er voor
andere planten zoo goed als geen plaats meer over is.
Het is een aaneengesloten tapijt en veelkleurig ook;
met jong blad en oud blad en herfstblad, oude sten
gels, nieuwe loten, bloemen en vruchten, wit en zwart,
bruin, rood, groen in bonte mengeling. De plantjes
blijven kort, haast niet verschillend in lengte en op een
luchtfoto doet de heele massa zich voor als één egaal
bekleedsel.
Nu is dat met onze helling in den Hof nog niet het
geval en dat is maar goed ook, want nu vinden tusschen
de duinroosjes tal van planten, die in natuurlijk ver
band tot die rozen staan, ook een plaatsje en dat maakt
onze helling tot een zeer aantrekkelijk geheel. Dat zijn
allereerst eenige mossen en korstmossen en dan Vroeg
Havergras, Zanddoddegras, Thym, Wondklaver, Kegel
silene, Geoorde Silene, Nachtsilene, Kleine Pimpernel,
Steenthijm, Muizenoor, Driedistel, Voorjaarsganzerik en
als dwaallingen een paar Kleine Teunisbloemen. Ook
nog Driekleurig Viooltje, Stalkruid en Zandblauwtje.
52