48 loop eens na te gaan, beb ik in 1939 twee kiemplantjes gemerkt met tongkingstokken. We houden de plek rond om vrij en nu zullen we eens zien, hoe het in den loop der jaren gaat met dien kringgroei. Kiemplantjes van Lisschen verschijnen juist in den bloeitijd, op de droog vallende oevers. Nu, in 1942 blijken die kiemplantjes al uitgegroeid tot ferme knapen. Elk heeft al een behoorlijken kring ge vormd met acht scheuten en nu hebben we in 1942 weer een kiemplant gemerkt. De planten van 1939 hebben in 1941 gebloeid en vrucht gedragen. Dat zijn dus snelle groeiers, die Lisschen. Ik heb eens ergens gele zen, dat de bladbundels van de Lisch Noord-Zuid ge oriënteerd staan. In den Hof kunt ge zien, dat dit niet het geval is. In het vochtig oeverland gaan de Orchideeën bloeien: eerst de Harlekijn, iets later het Breedbladig Hande- kenskruid van Mei, en ook de Keverorchis. Deze groeit ook in de berkenboschjes en heeft groengele bloemen. Het Handekenskruid heeft meestal paarse, zelden witte bloemen en dat is ook het geval met de Harlekijn. De Orchideeën zijn beroemd cm hun vernuftige inrichtin gen voor het overbrengen van stuifmeel van bloem naar bloem door de insecten. Bij Harlekijn en Handekens kruid zie je echter slechts heel zelden een insect op de bloemen. Des te meer echter bij den Smeerwortel. De hommels kruipen in de hangende bloemenbekers en hebben daar binnen nog al te wurmen, om den honig te bereiken. Ongeduldigen met korte tongen bijten aan den buitenkant een gat in de bloem en komen zoo klaar. Dus weer „inbraak", zooals bij de vastwortelige helm- bloem. Die groote, ruige Smeerwortels maken een goed figuur in de onstuimige oeverwereld. Wij hebben groo te moeite, daar behoorlijk orde in te houden en toch het rijke leven te laten tieren. Nu nog even terug naar de boschpartijen, want we mogen Lelietje van Dalen en de Salomonszegel niet met stilzwijgen voorbij gaan. Lelietje van Dalen staat ook

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 63