In heel Nederland geldt de Wintereik als zeldzaam. De
geleerden vertellen ons, dat hij hier eigenlijk eerder
behoort te groeien dan de Zomereik. Doch onze voor
vaderen, die de eiken vooral waardeerden om de eikels
als varkensvoer, plantten bij voorkeur den boom, die
de meeste en grootste eikels gaf en dat is de Zomereik.
Bij dezen boom zitten de eikels aan lange stelendaar
om heet hij ook wel „steel-eik" en de andere kan „tros-
eik" genoemd worden, omdat hij de eikels in dichte
bosjes opeen heeft. De Duitschers zeggen: „Stiel-
eiche" en „Trauben-eiche".
De Kardinaalsmutsjes overdekken zich met lichtgroene-
bij-wit-affe bloempjes, vier onduidelijke kelkblaadjes,
vier wijd uitstaande kroonblaadjes, vier meeldraden,
één stamper. Soms zijn meeldraden en stamper allebei
goed, soms blijven de meeldraden klein en onnut, soms
de stamper. De bloeitijden bij die Kardinaalsmuts loo-
pen wijd uiteen, sommige zijn al uitgebloeid, wanneer
andere pas beginnen. In 't najaar zal daar meer van
blijken.
Nu hebben we nog een paar heesters, die met hun bloei
heel bescheiden zijn: de Wegedoorn en het Sporken-
hout. Die Wegedoorn heeft kleine groene bloempjes,
dicht opeen op sommige struiken vrouwelijke, op andere
alleen mannelijke bloemen. In de duinen van Voorne
is hij niet zeldzaam, elders wel. Ge zult het met mij
eens zijn, dat hij zijn plaats wel waard is.
Het Sporkenhout heeft rare trosjes van kleine witte
bloempjes, maar zij zijn zeer in trek bij allerlei insec
ten, de honigbij voorop. De struik blijft bloeien aan de
groeiende takken tot in October toe, zoodat we reeds in
Juli het heele geval in één oogopslag kunnen overzien:
knop, open bloem, groene vrucht, half rijpe roode
vrucht, rijpe zwarte vrucht. Die bessen worden gewaar
deerd door allerlei vogels. Kinderen mogen er niet van
snoepen, want dan krijgen ze iets, waaraan de plant
zijn naam van „Vuilboom" dankt. Zijn wetenschappe
lijke naam was vroeger Rhamnus frangula. Rhamnus-
46