katjes, de esch met dikke proppen van donkerpurperen bloemen, die bij den eenen boom alleen bestaan uit één stamper, bij een anderen alleen uit twee meeldraden, bij weer een anderen uit stamper en meeldraden beide. Ik vraag even uw aandacht voor het heel mooie moois van de jonge Esschen. Er staan nog al veel beukjes in onzen Hof. Men heeft mij wel eens gezegd: „Wat doe je met al die beuken, het heele Bloemendaalsche Bosch rondom je tuin staat er vol mee." Dan antwoord ik heel wijs, dat onze Hof niet alleen heel mooi, maar ook liefst heel leerzaam moet wezen en dat je om een boom goed te kennen hem ook in onderdeden goed van nabij en ook op allerlei leeftijden moet bekijken. En let nu eens op onze halfwas-beukjes en hun ontlui ken in het voorjaar. Ge ziet, dat er uit eiken knop een bebladerde twijg te voorschijn komt. De twijgen hangen eerst slap neer en richten zich na eenige weken op. Maar nu hebben wij een paar beukjes, dicht bij den heuvel, die maken uit hun topknoppen in het bovenste gedeelte van den boom zoo lange neerhangende twijgen, dat je zoudt meenen met „treurbeuken" te doen te heb ben. In 1940, toen na de strenge vorst een zoo levendige groei is ingetreden, werden die twijgen zoo lang en slap en hangend dat ik dacht: „Nu zullen ze toch wer kelijk niet meer omhoog komen." Maar het gelukte toch en nu staan ze daar met de belofte van later hoo rnen te zullen worden met geweldig breede kronen. We zullen er één vrij spel geven en dan kijken wat er over een jaar of tien van terecht komt. We hebben twee soorten van Eiken: de Gewone of Zomereik en de Wintereik. Ge kunt ze o.a. aan de bla deren onderscheiden; die van den Zomereik zijn zoo goed als ongesteeld, terwijl de Wintereik tamelijk lange bladstelen heeft, die geleidelijk overgaan in den blad voet. Haast alle Eiken in den Hof zijn Zomereiken: De Wintereiken staan hier en daar afzonderlijk, we hebben ze pas een paar jaar geleden geplant. 45

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 60