een paar dozijn zangers. Het mëerendeel van het geluid
komt voor rekening van een half dozijn: Nachtegaal,
Fitis, Merel, Roodborst, Roodstaart, Tuinfluiter. Daar
hebt ge dan ook voorloopig genoeg aan.
In den vijver behooren nu ook de waterhoentjes aan
den slag te komen. Dat lukt ook wel dikwijls genoeg,
maar .soms gooien de eenden roet in het eten en het is
nu al een paar keer gebeurd, dat ondanks verbitterde
gevechten, de eenden de overhand hadden. Zij broeden
dan in het bosch en verschijnen in Mei met hun kroost
op het water. Helaas vallen de jonge eendjes meestal
ten prooi aan katten en ratten. Eens hebben wij het ge
had, dat de waterhoentjes er in slaagden twee broedsels
groot te brengen, zes jongen in het eerste en vier in het
tweede nest. En die heele familie, oud en jong en jongst,
zwommen af en aan en vonden hun voedsel. De ouden
klommen in de bloeiende lischdodden (in Juli) om te
smullen van de meeldraden en ze brachten de stengels
tot omvallen, zoodat op het water de kleintjes ook nog
konden profiteeren. Zoo iets moesten we weer eens be
leven.
Intusschen blijft de bloemenparade voortduren. Langs
het boschpad komen nu de Druifhyacinthen en Wilde
Hyacinthen in bloei. We krijgen er hoe langer hoe
meer, in mooie ruime veelheid. Voor de fijnproevers
hebben we dicht bij den ingang een paar groepen van
Hondstand, een verouderde sierplant, hier en daar langs
den duinrand verwilderd en met zijn prachtige blade
ren en bloemen een plaats in den Hof overwaard. Die
Hondstand heet zoo omdat zijn knolletjes eenige ge
lijkenis vertoonen met tanden van een hond. Ik moet
erkennen, dat ik nooit op dat idee zou zijn gekomen.
Maar het is een prachtig plantje en het is niet te be
grijpen dat het „uit de mode" is geraakt. De prachtige
groote bloemen zijn wit, rose of geel. Ze staan geknikt,
maar bij gunstige temperatuur en lichtgesteldheid slaan
ze hun bloembladeren omhoog, net als de Cyclamens
en als het koud of donker wordt slaan ze weer neer en
36