binnenduinwoud. Het groeit dan ook op menige plaats
tusschen Vogelenzang en Velzen en verder op, maar
heeft veelal plaats moeten maken voor de villa's en hun
tuintjes. In den Hof staat het nog overvloedig.
Maar nu word ik ongeduldig en we stappen eventjes
verder naar een van de praalrijkste plekken van den
Hof, naar de Sleedoorn, waarvan we in Maart de mooie
knopjes bewonderden en die staat nu in vollen bloei,
van onder tot boven en heel in het rond vol van sneeuw
witte pruimebloemen, een echte „prunus". En als het
mooi weer is, dan gonst het van honderden insecten:
honigbijen, graafbijen, aardhommels, tuinhommels,
akkerhommels, weidehommels, zweefvliegen, bromvlie
gen, aasvliegen. Hier is honig voor middelsoort-tongen,
zelfs voor kort-tongen, ge kunt het zoete sap zien glin
steren op den bloembodem en ook hoe verschillende
van die insecten niet alleen om den honing komen,
maar ook om stuifmeel. Kijk even onder dien Slee
doorn, daar staan ook Aaronskelken en er vlak bij een
mooie heggeplant: de Gouwe en een andere: het Voor
jaarshelmkruid.
Dit Voorjaarshelmkruid ontkiemt hoofdzakelijk in het
najaar en als de winter komt zien we het als mooie
groene planten met fraai gevormde, eenigszins ruige
bladeren. Die planten kunnen dan al heel forsch zijn,
al naardat de bodem veel stikstofverbindingen bevat.
In den winter vriezen de buitenste bladeren wel af. Bij
geringe vorst volstaan ze met eventjes te verslappen en
plat op den grond te gaan liggen. Maar als de lente
komt schieten bebladerde stengels omhoog en soms in
Maart, maar vast in April, komen tusschen de bovenste
bladeren tal van aardige geelgroene bloempjes, die rijk
aan honig zijn en dan ook met vreugde begroet worden
door de bijen. Eigenlijk is deze fraaie plant dan ook
niet echt inheemsch, maar vroeger aangeplant ten be
hoeve van de bijenteelt en nu op menige plaats ver
wilderd vooral langs den binnenduinkant in Kennemer-
land. In den Hof staat hij op vele plaatsen en ge kunt
31