30 Een nog al ingewikkeld insectenbezoek vinden we bij de Gevlekte Aaronskelk, waarvan we ook een flinke groep in dit boschje hebben geplaatst ook elders. De Aaronskelk komt vaak al in November boven den grond, maar toch eerst goed in Februari. Dan ontplooien zich mooie pijlvormige bladeren en begin April komt de bloei in den vorm van een zeer zonderling gevormd blad met een gesloten cilindertje onderaan. Dat blad is tuitvormig gebogen, van binnen licht van kleur en daar vertoont zich een purperen steel, die naar onder in dat cilindertje verdwijnt en daar de eigenlijke bloempjes draagt: stamperbloempjes en meeldraad bloempjes het laatst. Er moet dus transport plaats heb ben van de eene plant naar de andere en dat wordt bezorgd door kleine insecten, die zeer listig door de plant worden gevangen gehouden, totdat de meeldra den zoo ver zijn, dat ze hun stuifmeel uitstorten. Ge kunt er niets van zien, die vliegjes zijn veel te klein en dikwijls zelfs niet eens aanwezig. Soms echter bij dui zenden. Als er meer dan vijftig van die Aaronskelken bloeien, dan moogt ge den tuinman vragen, of hij er één voor u wil open snijden. Naast die Aaronskelken vindt ge nog een wondermooi voorjaarsbloempje, het Muskuskruid. Zijn wetenschap pelijke naam is Adoxa, dat beteekent „zonder praal", in dit geval een aanbeveling. Maar met dat al is het toch een allerprachtigst plantje, fijn en broos, zoodat het alleen bestaan kan op milden goed beschutten boschbodem. De ranke stengel heeft twee fraai ingesneden dof grijsgroene blaadjes tegen over elkaar en eindigt met een kubusje van teere grijs groene bloempjes, vier in 't rond en een vijfde als dek sel er boven. De levensgeschiedenis van dit wondere plantje is nog maar weinig bekend. We moeten eens zien wie van ons de eerste zal zijn, om er iets nieuws van te kunnen vertellen. Bij de stichting van den Hof was dit plantje er reeds present als aanwijzer van het echte oude Hollandsche

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1943 | | pagina 41