insecten met lange tong kunnen dien zak ledigen. En
nu is er één soort van wilde bij, die speciaal op deze
bloemen is ingericht. Hij heet de Sachembijzijn poo-
ten hebben namelijk haarbosjes, die herinneren aan de
wolvestaarten als beenversiering van een Roodhuid
opperhoofd. Dat kunt ge in de gauwigheid niet zien,
want die bij vliegt met razende snelheid over die bloe
men, slurpt snel zijn honig en gaat weer verder. Slurpt
soms niet eens honig en dan is het wel een mannetje op
jacht naar wijfjes. Er is over al die dingen honderd uit
te vertellen en ge kunt het hier allemaal zien gebeuren.
Die Sachem zuigt ook wel honig uit de Primula's, even
als de Hommels. En de Hommels komen ook wel op de
Helmbloem, want sommige van hen hebben een tong,
die net ver genoeg reikt. Maar er zijn er ook met korte
tong en die maken het zich makkelijk door een gat in
de spoor te bijten en zoo den honig te „rooven". Wij
noemen dat zoo, omdat nu de bloem geen profijt heeft
van dit bezoek. Ge weet natuurlijk, dat insectenbezoek
nuttig voor de bloem kan zijn, door het overbrengen
van stuifmeel van de eene bloem naar de andere, noo-
dig voor de bevruchting.
Dit is bij onze Corydal's dubbel en dwars noodig. De
stempels in deze bloemen liggen op dezelfde hoogte als
de helmknoppen en ze zijn tegelijk „rijp" en zoo'n stem
pel ligt dan dik onder het stuifmeel maar dat geeft
niets, want de Helmbloem is ongevoelig voor eigen stuif
meel. Deze zelfsteriliteit is een zeer griezelig verschijn
sel, vooral als ge weet dat het ook eigen is aan appelen,
kersen en pruimen, waarvan de heele oogst afhankelijk
is van het al of niet present zijn van bloembezoekende
insecten in hun bloeitijd, in bet bijzonder de nu vol
strekt onmisbare honigbijen.
Ter geruststelling vertel ik hier even dat er honderden
soorten van planten zijn, die wèl gevoelig zijn voor
eigen stuifmeel en die zelfs geen kruisbestuiving noo
dig hebben. We weten nog lang niet, hoe dit allemaal
precies in elkaar zit.
29