vlinders hebben den heelen winter door ergens in wat
rommel, tusschen klimop of misschien wel ergens op
zolder verborgen gezeten, verstijfd, schijndood en bren
gen nu met vele van hun lotgenooten kleur en leven in
het lentelandschap.
Maar eerst gaan we even kijken naar een paar zonder
linge figuren vlak aan den waterkant bij de Witte Elzen
van den Dennenheuvel. Daar schieten een paar bloem
trossen omhoog, die je zoudt houden voor verfomfaai
de vreemdsoortige hyacinthen: paarse stijve stengels
met stugge roode schubben bezet en eindigend in een
dichten cilinder van rossige bloempjes. Blad heeft die
plant nog niet, dat begint pas te komen en dat wordt
later heel forsch en groot.
Dit is nu het Groot Hoefblad. Daar hebben we een aar
dig geval mee gehad. De plant is namelijk zoo goed als
tweehuizig en nu hadden we eerst alleen Groot Hoefblad
met haast enkel stamperbloemen. De paar meeldraad
bloempjes waren onvoldoende voor de vruchtzetting en
de bloei verliep dus heel triestonvruchtbaar en vruch
teloos. Toen zijn we in 1940 zoo gelukkig geweest een
paar van de nogal zeldzame mannelijke planten van
Groot Hoefblad op den kop te tikken en het lukte, die
in dien hoek aan 't groeien en bloeien te krijgen. Sinds
dien tijd prijken de vrouwelijke hoefbladplanten met
prachtige trossen van sneeuwwitte pluisbolletjes, iets,
dat je in ons land niet zoo heel dikwijls te zien krijgt.
Inmiddels raken de Sneeuwklokjes, de Lenteklokjes, de
Winteraconieten, de Hazelaars, de vroege Wilgen, uit
gebloeid en als de kalender ons vertelt, dat op 21 Maart
de Lente begint, dan is de Vroege Lente, de Sneeuw
klokjeslente, al bijna voorbij. Wanneer we daar genoeg
van hebben genoten en geleerd, dan zien we met des te
meer verlangen het volgend jaar weer tegemoet en ook
gaan we ons des te steviger bezig houden met de Twee
de Lente, die van de Anemonen en Sleutelbloemen.
25