23
Nu beginnen de Wilgen zich te roeren. Reeds eerder
hebben ze de bloeiknopschubben afgeworpen, zoodat
de glanzige zilverwitte katjes te voorschijn kwamen.
Die gaan zich nu strekken: aan sommige struiken ko
men de gouden meeldraadkatjes, aan andere de grijze
stamperkatjes, want de wilgen zijn „tweehuizig". Om
streeks 10 Maart komen bijen, hommels en allerlei
soort van graafbijtjes op die katjes honig halen en bren
gen zoo het stuifmeel naar de stamperkatjes, of, meer
deskundig uitgedrukt, van de mannelijke naar de vrou
welijke katjes. Ge herinnert u, dat bij den Hazelaar
de mannelijke en de vrouwelijke katjes op eenzelfden
struik voorkomen: de Hazelaar is éénhuizig.
Ook de populiersoorten komen begin Maart in bloei.
De Zwarte Populier in onzen Hof is nog te klein, maar
de Ratelpopulier of Esp, de Balsempopulier en de
Abeel kunt ge in volle glorie aanschouwen. Onze Espen
vormen een heel boschje bij bank V. Dat is „vanzelf"
zoo groot geworden. We zijn begonnen met een jaar
of vijftien geleden daar drie espjes te planten. Die zijn
flink opgegroeid en hebben nu naar alle kanten „wor
telopslag" gevormd, zoodat een heel bosch is ontstaan
en als we niet de hand er aan hielden, dan zou binnen
enkele jaren de heele hof hier onder de espen komen.
Tegelijkertijd hebben wij een eindje verder een paar
Sleedoorns gezet. Die spelen hetzelfde spelletje, zoodat
daar ook een echt sleedoornstruweel is ontstaan. En
zoo kunt ge zien, hoe Esp en Sleedoorn elkander be
strijden. Met al dat concurreerende wortel werk hebben
de oorspronkelijk geplante espjes zich niet snel ontwik
keld; ze zijn tamelijk dun gebleven en op 't oogenblik
niet eens veel hooger meer dan hun afstammelingen.
Nu heb ik eens in het museum van de Heidemaatschap
pij in Arnhem een „schijf" van een esp gezien met een
middellijn van omtrent één meter. Die schijf laat mij
niet met rust, want ik heb nooit zoo'n dikken esp ont
moet. In onze Kennemer duinen groeien espen genoeg,
maar die worden ook alweer teruggehouden door hun