rekkend en strekkend bij milder weer en dan een gele
bloem vertoonend in een aardige kraag van groen. In
die bloem ziet ge behalve de stampers en meeldraden
ook een krans van sierlijke honigbekers. De Winter-
aconiet is al even gevoelig voor licht en warmte als het
Sneeuwklokje. Gedurende den bloei worden de bloem
blaadjes voortdurend grooter, tot wel dubbel zoo groot.
Al die vroege voorjaarsbloemen hebben ieder voor zich
een taai bestaan. In den zomer zien we veel bloemen,
die slechts één of twee dagen duren, doch sneeuwklok
jes, lenteklokjes, aconieten houden het in een guur
voorjaar soms wel vijf weken uit. Maar komen er eenige
„zomersche dagen", dan is alles opeens uitgebloeid. Ge
kunt dat ook zien bij Crocus en Sterhyacinth, of bij de
zeldzamer Wolbol.
De vroegste bloeier van onze boomen en struiken is de
Witte Els. Hij wordt op den voet gevolgd door den
Hazelaar en daarna komen de Zwarte Elzen, Abeelen,
Espen en de vroegste Wilgen. Die Witte Els is al weer
geen inheemsche boom, maar door den nieuwen bosch-
bouw zoo algemeen toegepast, dat we hem niet mogen
verzuimen. Ook groeit hij heel snel, zoodat hij in de
pas is bij ongeduldigen, die een nieuwen aanplant graag
zoo spoedig mogelijk als „bosch" willen aanschouwen.
We hebben een heel mooie groep van die Elzen aan de
westzijde van den vijver. Ze neigen mooi over het water
heen en het ijsvogeltje zit op de laagste takken graag
naar vischjes te loeren.
Hazelaars hebben we door den heelen tuin heen: eenige
vlak bij den ingang, andere elders en zoo kunnen we
ervaren, dat al naar standplaats en persoonlijke eigen
schappen de struiken vroeger of later in bloei geraken.
Die bij den ingang bloeien het eerst. De katjes van deze
boomen blijken al present te zijn, zoodra in 't najaar
de bladeren zijn gevallen. De meeldraadkatjes zijn het
duidelijkst. Die van de berk steken stijf rechtuit naar
alle kanten, die van els en hazelaar zijn eerst kort en
kronkelig. Maar bij zacht weer strekken ze zich en gaan
17
Een Jaar in Thysse's Hof