of lager buigen ze zich neerwaarts en dan krijgt de
bloem dien aardigen droppelvorm, waaraan zij den
Engelschen naam van „snowdrop" dankt. We moeten
bij dat bloeien wel bedenken, dat de temperatuur vlak
bij den grond en in den zonneschijn vaak heel wat hoo-
ger is dan op manshoogte, zoodat we die bloempjes zich
kunnen zien verlustigen in volle lenteweelde, terwijl
wijzelf staan te mopperen over het late voorjaar.
Als het een beetje meeloopt, dan komen de honigbijtjes
er ook nog aan te pas (voor hen is 10° C. ook een heel
prettige temperatuur) en aardiger tooneel bestaat er
niet, dan zoo'n groepje sneeuwklokjes met hun gaaf,
dof grijsgroen blad, de bloempjes op ranke stelen, wie
gelend en buigend onder het vrachtje van de honigbij,
die daar onder het bloemdek langs groene richtings
lijnen de honig in 't binnenst van de bloem weet te
vinden.
Tegelijk bloeit ook het Lenteklokje, een forscher plant
met steviger uiterlijk en glanzig groene bladeren, waar
de bloem hoog boven uit steekt. Aan den ingang van
den Hof, links van het pad, staan al veel van die Lente
klokjes en ieder jaar komen er meer, want ze zaaien
zich uit. Dat doen de Sneeuwklokjes niet zoo heel dik
wijls; slechts zelden geven ze hun besachtige doosvruch
ten te zien. Doch des te meer vermenigvuldigen ze zich
door het vormen van nieuwe bollen en zoo komt het,
dat ze meestal bij bosjes groeien. Wij zorgen er voor,
dat er ieder jaar ook alleenstaande Sneeuwklokjes te
zien zijn en zoo kunt ge dan in enkele jaren gewaar
worden, dat die alleenstaanders uitgroeien tot bosjes.
Zoowel het Sneeuwklokje als het Lenteklokjes zijn geen
inheemsche planten, maar verwilderd uit tuinen en par
ken. De bosschen en buitenplaatsen langs den binnen-
duinrand hebben veel van dat verwilderd goedje en dat
mag dan ook een plaats vinden in Thysse's Hof. Van
daar dan, dat ge tegelijk met de Sneeuwklokjes, ook
het gele Winteraconietje ziet verschijnen, alleraardigst
ineengebogen uit den grond te voorschijn komend, zich
16