in specie. Werden i-n het benedengedeelte veld-
keien en breuksteen toegepast, hoogerop zijn de
wanden met mergel bekleed. Het geheel is aan
gelegd op een terreinverheffing, die of kunstmatig
is, of uitgespaard uit den naar de Maas uitloopen
den heuvelrug. Daar het laatste (A. Munsters,
M. S. C., Der Wohnsitz der Edelherren von Stein,
Public. 1936, blz. 28) het geval is, hebben wij hier
te doen met een der kenmerkende eigenschappen
van het Bergslot (vgl. blz. 76 e.v.).
Bijzondere vermelding verdienen de bouwvallen van
het slot Montfort (L.), waarvan de met breuk
steen bekleede burchtheuvel zich ongeveer 5 M.
boven het omringend terrein de dichtgeworpen
gracht verheft. De burchtheuvel is op een on
regelmatig rechthoekig grondplan aangelegd,
d.w.z. dat elke rechthoekzijde over een derde ge
deelte is afgeschuind en zoo aansluit op een uit-
gebouwden hoektoren op meer of minder regel
matig rond grondplan. Naast den noord-westelij
ken hoektoren bevond zich de ingang, die aan zijn
andere zijde mede geflankeerd was door een zeer
hoogen toren. Van dezen is een vrij hoogen bouwval
over boven het niveau van het burchtplein en het
is waarschijnlijk ook deze toren, waarvan Hendrik
van Gelder, toen hij afgetreden was als bisschop
van Luik, de volle beschikking afstond aan zijn
oomzegger Reinald van Gelder en zich zelf het
levenslang vruchtgebruik van den burcht c.a. reser
veerde.
Historisch is ons bekend uit een mededeeling van
Hocxsemius in zijn Historia et res gestae pontifi-
cium Leodiensium, dat Hendrik van Gelre, bis
schop van Luik, in 1267 de houten brug, welke de
hertog van Brabant over de Maas had doen slaan,
vernield heeft en daarbij een zwaren toren, door
denzelfden hertog ter verdediging ervan aange-
65
5