tenhorst in zijn Geldersche Geschiedenis van „een nieuwlijx-opgeworpen slot", de toren kan eenige decennia gestaan hebben en Slichtenhorst' bewe ren kan er op wijzen, dat de sterkte gemoderni seerd is, waaronder b.v. verstaan zou kunnen wor den het aanbrengen van den ringmuur; het beleg bewees echter, dat de vernieuwing geen verbetering bleek te zijn, wijl de kroniek immers vertelt: „mer dat steenwerc worpen sij de zware steenbrok- ken, door de belegeraars geslingerd alle te stuc- ken". Deze gissing lijkt mij verantwoord. In boschrijke streken werd in de XIVe eeuw nog in hout gebouwd; een sprekend voorbeeld hiervoor geeft Te Winkel 65) voor Groningen „waar de keu ren van Vredewold uit dien tijd onderscheid maken tusschen een steenhues en een holten hnes en voor Westfalen in een verklaring van 1314 door den bezitter van Wolvesberg in Munsterland: „Unde denselven bergh sele wij, Heydenrich oder unse rechten erven, mid holte vestenen unde bowen, sonder steyn; idnen were dan myd vorkentnysse unde myd willen unses vorgenomden hern byscob Ludwygs und sines stichtes. So mogte wij denselven bergh myd stene bouwen". Terloops zij er op ge wezen, dat uit dit stuk tevens duidelijk blijkt, dat een geijkte naam voor een sterkte is: de berg. Houten versterkingen in den zin van palissadeerin gen, staketsels, tuinen, kwamen bij kleine plaatsen in de XIVe eeuw vrij veel voor, in de XHIe eeuw zijn zij niet alleen gebruikelijk bij steden aanstonds na de verkregen machtiging om zich te versterken, wanneer men zou kunnen aannemen, dat het be- noodigde geld en materiaal nog ontbrak, maar ook in een plaats als Maastricht, dat in 1229 toestem ming kreeg zich te versterken op een wijze als den Maastrichtenaren goed dacht, zien wij, dat in 1284 houten palissadeeringen in staat bleken een beleg te weerstaan. Wij lezen daaromtrent in van Heelu's 54

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 63