moeilijkheid hiermede niet, want de burchtheuvel
komt, zooals wij hierna (blz. 50 en 54) zullen
zien ook voor als „berg". De mogelijkheid bestaat
dus, dat de Heeren van Bergh in verre eeuwen een
veste bezaten in het nabije heuvelland, dat zij later
in het lage terrein, waar nu het slot ligt, in het
moeras een burchtheuvel aanlegden en daarop een
sterkte bouwden, die in den loop der eeuwen is
uitgegroeid tot het machtige slot, dat wij nu zoo
bewonderen. Onze bewondering gaat daarbij ook
uit tot de energie van den eigenaar, die het slot in
1912 gekocht hebbende om het voor verder verval
te behoeden, het beleven moest, dat het door hem
in 25-jarigen arbeid geheel herstelde slot een prooi
der vlammen werd. Hij besloot tot den wederop
bouw; bij de werkzaamheden op het slotplein kwa
men fundeeringen te voorschijn van een vroegere
sterkte. Voor de bouwgeschiedenis van dit slot
voorwaar een belangrijk gegeven.
Nu weten wij, dat van een zekeren adellijken
Constantinus, die in het tweede decennium der
Xlle eeuw voorkomt, gezegd wordt, dat hij d e
B e r g a, d.i. van den Bergh, genoemd wordt naar
zijn aldus geheeten kasteel (vgl. hierna blz. 50).
Het kan dus heel goed zijn, dat de blootgelegde
fundeeringen van deze sterkte afkomstig zijn.
Of op de gevonden fundeeringen van het oudere
slot een houten veste heeft gestaan, staat niet vast.
Wij dienen in ieder geval met de mogelijkheid re
kening te houden. Houten sterkten kwamen immers
in boschrijke streken in de XlVe eeuw nog voor,
zooals ik aanstonds (blz. 53) zal aantoonen.
Al zijn de vroegere ringmuren, wier hoogte aan
het slotplein een indruk van ingeslotenheid gaven,
tot een borstwering verlaagd, al is de verscheiden
heid in vorm en hoogte der daken na den brand
van 1735 verdwenen en al wordt de zware berg-
vrede met zijn vier spietorentjes niet meer door
43