middelen intenser weet te maken. Dit komt tot uiting in verschillende oorkonden, waarin eener- zijds rechten aan den leenman worden toegekend, anderzijds zijn verplichtingen jegens den leenheer zijn vastgelegd. Wanneer het aanzien en de macht van den land- vorst zich uitbreiden, zien wij ook het aantal der Edelen en Welgeborenen toenemen, die hun eigen dommen onder zekere voorwaarden ter beschik king van den vorst stelden, van wien zij ze dan in leen terug krijgen. Zoo ontstonden wederkeerige rechten en verplich tingen. Nu eens lag het in de bedoeling van den nieuwen leenman zijn leengoed tot een onver vreemdbaar erfgoed te maken, zooals b.v. bij de opdracht 23) door Ricoud van Heeswijk, proost van St. Pieter te Utrecht van zijn „huys, voer- borchte, grauen, vesten, hooffstat ende tymer, bomgaerde, wier vijvers) goet ende lant" te Roemde (R u m t in de Tielerwaard) aan den her tog van Gelre in 134 J ten behoeve van zijn oom zegger Johan van Heezewijck, dan weer was het de vorst, die er belang bij had in tijden van oorlog de beschikking te hebben over versterkte punten. Een duidelijk voorbeeld hiervan geeft de opdracht van den burcht van (Neder-)H e m e r t in 1310, waarbij Johan van Hemert aan Reinaud van Gelre opdraagt zijnen ,,burgh the Hemert ende dat vur- geburgthe ende die hostat ende allet dat dar tuwe behort, also ast gelegen is binnen der vdersten grave" als een erflijk leen ten Zutphensche rechte. Van Hemert en zijn erven verbinden zich voor noemden burcht met alles wat er toe behoort in goeden staat te houden „mit vnsen arbeide ende mit vnser kost" ten behoeve van den graaf van Gelder en den burcht voor hem en zijn erven open te stellen, zoodra dezen zulks eischen. De partij van Hemert stelt „die armborste ende die ge- 23

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 28