het zy van opstand tegen den Graaf, van deeze zyne hooge waardigheyd was vervallen verklaard. Aanmerkelijk is het daarenboven nog, dat de spit sen deezer Toornen of de poorten en daken dier Riddermaatige Gebouwen, in de plaats van met eenen vergulden Weerhaan, als die der Kerken, altyd met zekere Vaantjes of Wimpeltjens, in de gedaante van Banderollen, welke als met den He mel en winden eenen gestadigen kryg voerden, hier te land zyn versierd geweest; om den onbezweeken heldenmoed der eygenaaren, het zy de zeiven be- reyds Ridders of nog maar schildknaapen waaren, te beteekenen; welke (banderollen zij) aan hunne speeren voerden, en, Ridders zijnde deeze speeren, ten blijk hunner Ridderlijke waardigheyd, reyzende en dat zelf buyten den kryg altijd mogten met zich voeren". (Aloude Regeeringswijze van Holland, dl. V, blz. 477). C. ten aanzien van de verhouding tusschen leen man en leenheer. Uit een en ander volgt duidelijk, dat ieder kasteel, ieder sterkhuis, zijn beteekenis ontleende aan de gevechtswaarde, die het vertegenwoordigde. In de Middeleeuwen waren de verhoudingen in de maat schappij gebaseerd op een militaire hiërarchie. Het stichten en afbreken van sterkten, het belegeren en verbouwen ervan was dan ook een zaak, die aan de toestemming van het hoofd des rijks onderworpen was en eerst nadat het gezag van den landsheer zich uitgebreid had aan de graven of hertogen in de verschillende gewesten toekwam. Zoo lezen wij 16) in een uitspraak van 3-VIII-1281 in de twisten tusschen graaf Floris V en Floris van Henegouwen, dat deze zich verplicht: „gheenre- hande veste in des graeven lande (te) maecken, noch (te) coopen, noch manschepe (te) ontfaen, 18

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 23