Met alle waardeering voor de levendige beschrij ving van het gebeurde te Borgharen vermag deze kronist evenmin ons geheel te bevredigen. Afge zien nog van het feit, dat hij ons niet voldoende inlicht over hoogte en omvang van den toren, de dikte der muren, zijn voorlichting wekt den indruk, dat deze toren afgebroken is tot den grond. Muur werk mag men boven den grond niet meer ver wachten maar het kasteel Borgharen, zoo als wij het heden nog kennen, bestaat uit latere om bouwingen van een middeleeuwsche kern, den in 1318 belegerden toren. Uit een en ander blijkt dus, dat de gegevens van Kroniekschrijvers, naar wier mededeelingen wij overigens reikhalzend uitzien, met de noodige voor zichtigheid verwerkt moeten worden en dat het bouwwerk zelf bij nauwkeurige bestudeering in vele gevallen ons betrouwbare inlichtingen kan verschaffen. In de Divisiekroniek van 1517 wordt een belege ring van het Slot Loevestein in 1397 op zoo leven dige wijze verhaald, dat ik niet aarzel den lezer hiervan kennis te doen nemen. Waarschijnlijk zal hij de opmerking maken, dat een verhaal, dat ruim een eeuw na datum gepubliceerd is niet de waarde heeft, die wij aan het relaas van een ooggetuige of althans tijdgenoot zoo graag ontleenen. Het ver haal in de Divisiekroniek is vrijwel gelijkluidend aan dat uit den „Vermeerderde Beka", waarvan op goede gronden aangenomen mag worden, dat het gedeelte, dat handelt over de jaren 1393 tot 1426 in of kort na 1426 is opgesteld (Romein, Gesch. der Nd. Ned. Geschiedschrijving in de Middel eeuwen). Het beleg nu was het gevolg van het feit, dat Hertog Aelbrecht's rentmeester Heer Brusten van Herwinen weigerde rekening en verantwoor ding af te leggen van zijn rentmeesterschap over Zeeland beoosten Schelde. Gevangen genomen, 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 18