voor. Maar deze laatste groep is bepaald interessant
om de paramentiek. Bij den kanunnik valt dadelijk
op de kap en het rochet aan den hals en onder de
armen. En zoo is er meer.
Voorbeelden hiervan zoeken wij behalve te Utrecht,
het belangrijke middeleeuwsche geestelijke centrum
van deze Nederlanden met zijn beroemde kapittelker
ken, in de Noordelijke provinciën veelal tevergeefs.
De Bossche St. Jan daarentegen bezit er enkele en
Breda kan op een afgesleten exemplaar wijzen. In
Zeeland zijn er nog aanwezig te St. Maartensdijk en
Tholen. Ofschoon de collegiale kerken in ons land
voorheen zéér talrijk zijn geweest en op de kleinste
plaatsjes voorkwamen (Geervliet, Egmond a.d. Hoef,
Batenburg) is dit wel een zeer magere oogst te
noemen.
Natuurlijk houdt dit niet in, dat alle kanunniken in
effigie op hun grafsteen werden afgebeeld. Er zijn
veel talrijker voorbeelden van het tegengestelde. Men
behoeft daarvoor maar eens een kijkje te nemen in
de Utrechtsche kapittelkerken, waar het vooral de
familiewapens zijn, die als versieringsstukken op den
voorgrond treden. De prachtige zerk voor den ka
nunnik ten Dom jonker Marcus van Wees, die een
aantal jaren geleden te voorschijn kwam en die toen
in de Domkerk door de zorgen van Jhr. Mr. E. A.
van Beresteijn een waardige bestemming toebedeeld
werd, is er een voorbeeld van. Voorts de steen van
den strenvvs ac nohilis Amelivs Vte[n] Eng en zijn
zoon heer Bernardus, kanunnik van St. Jan of die
voor den kanunnik in hetzelfde kapittel die eer-
ba[re dï\rck-vrenck-van-w[inssen\"Kostelijk van
teekening zijn deze machtige stukken, de luchtige
speling der 1 ijnen is voortreffelijk. De vindingrijk
heid van de late gothiek is hier op zijn best, de ver
houdingen zijn uitmuntend. De structuur, het hoofd-
57