48
HOOFDSTUK IV
DE LAAT-GOTHISCHE PERIODE
Wanneer wij aldus hebben nagegaan hoe de stand
van zaken was te Maastricht, is het voor vergelijking
noodig om onze waarnemingen in de Noordelijke stre
ken voort te zetten. Bescheiden, zéér bescheiden in
aantal blijven daar evenwel de voorbeelden der
gothiek tot aan de tweede helft der XVe eeuwtijd
van de late gothiek.
Over 't algemeen zoekt men vergeefs naar herinne
ringen aan de heeren van Heusden, van Cuijck, van
Aemstel, van Woerden, van Arkel, van Voorne, Put
ten of Strijen en daarom zie ik mij genoodzaakt te
beginnen met de keuze van een specimen, dat te
Egmond aan den Hoef ligt in de voormalige kapel
van het bekende kasteel van de Egmonden, een steen,
die sedert het jaar 1913 (jaar van de kerkrestaura
tie helaas nogal geschonden is. Op de vier hoeken
van dezen steen staan de teekenen van de Evange
listen afgebeeld in eenvoudige vierpassen, waartus-
schen het randschrift verklaart: Ynt - ijaer - ons -
heren - M - cccc - li - des - maenen - dages - na -
jaers - dach - starff - [die - e]delheer - jan - heer -
tot - egmond - en tot - ysselsteijn - byd - voor - die -
siel. Het midden, met uitzondering van een rechthoe
kig vak bovenaan is gevuld met een vrij grove voor
stelling van het wapen, geplaatst op een tegelvloer
tusschen twee leeuwen als schildhouders en gedekt
door een eenvoudige helm, de kroon overtopt door de
bundel haneveeren, die den vorm hebben van een
pijnappel. Deze steen is, afgezien van zijn grootte, vrij
simpel te noemen en kunsthistorisch belangrijker lijkt
mij dan ook die, welke den ridder Dierick van Mer-
wede memoreert, die in zijn tijd in Holland evenzeer