voor zich een graf, die ieder met een deksteen van
meer of mindere zwaarte naar ieders stand of finan-
cieele positie liet beleggen. De minder met aardsche
goederen bedeelde stelde zich tevreden met het ge
bruik van een aantal kleine tegels, varieerende van
drie tot twaalf in getal, in de oude teksten ook wel
stapsteenen genoemd, om aan zijn verplichting te
voldoen tot afdekking van het graf, dat hij bezat.
Nu kan ik hier nog bijvoegen, dat vooral in groote
kerken al spoedig de behoefte gevoeld werd ter voor
koming van onverkwikkelijke geschillen over den
eigendom van graven om aan de rustplaatsen ten
bewijze een herkenningsteeken te geven. Bij den adel
lag het voor de hand, dat op de zerk het „aangeboren
wapen" werd afgebeeld. Het priestergraf werd aan
geduid door een miskelk, bekroond door de hostie en
in 't algemeen genomen koos ieder ander, wat hem
het beste voorkwameen enkele letter (later vaak een
monogram)een gebruiksvoorwerp (herinnering aan
beroep of ambacht) een dier of een herhaling van het
uithangteeken, dat de bewoner tijdens zijn leven aan
zijn huis voerde (de blauwe hand, het gulden vlies,
de stad Keulen of wat dies meer zij). Het héél vaak,
ja eigenlijk wel het allermeest voorkomende herken
ningsteeken van deze laatste categorie was het z.g.
merk.
Over deze merken is in den loop vooral van de laat
ste jaren heel wat zonderlings ten beste gegeven.
Duistere theorieën zijn er over opgezet en de eigen
aardige krabbels en kronkelingen, die deze teekens
soms te zien geven, hebben van lieverlede den zin tot
fantaseeren gaande gemaakt. Ofschoon er verschei
dene onder de merken gevonden worden, die tot een
chrismon terug te brengen zijn, durf ik de stelling,
dat alle merken van christelijke oorsprong zouden zijn
niet onderschrijven, al was het alleen reeds daarom,
30