nog in meerdere of mindere mate aanwezig. Zooals in
dit boekje aan de hand van een reeks afbeeldingen
getoond wordt, ziet men in het ornament twee soor
ten naar voren komende steenen met een zuiver
geometrisch ornament, dus vlechtwerk, driehoeken,
vierkanten, ruiten, een (halve) cirkel, in allerlei com
binaties (zie fig. i en 2 bl. 17) en in de tweede plaats
die, waarop, soms vergezeld van deze geometrische
figuren, doch meestal met een meer geprononceerde
lijst of rand, kruis- of kromstaf-versieringen voorko
men (fig. 3 t.m. 7 bl. 17). Zooals Dr. Braat ook heeft
aangetoond kan het niet anders, wanneer men het
stadium van ontwikkeling van deze techniek nagaat
(de stukken van de laatstgenoemde categorie vertoo-
nen veelal een meer uitgewerkte versiering, óók door
toepassing van frijnslag, meestal in varieerende rich
tingen) dan dat wij concludeeren, dat de zerken met
het enkele geometrische ornament de oudste zijn (zie
b.v. die te Egmond-Binnen). Aan dfe met de kruis- of
kromstafversiering moet dan een latere dateering
worden toegekend. Terwijl dan in de derde plaats de
combinatie, waarbij de kruisen èn kromstaven op be
scheiden wijze optreden tusschen het nog overheer-
schende oude ornament als een tusschenvorm gezien
behoort te worden. Ook de sarcofagen zelf hebben
binnenwerks een enkele maal kruis- en kromstafver-
versieringen (te Rottevalle en te Buweklooster) en als
rechtstreeksche opvolgers van zulke versieringen be
schouw ik het (vaak in rood aangebrachte) fresco
(kruisen, wapens) op de zijkanten in middeleeuwsche
grafkelders (Egmond B., Wassenaar).
Met uitzondering van een enkeling zijn de menschen
van die vroege eeuwen voor ons als 't ware „onbe
kende soldaten" gebleven. Gebruik van letterschrift
immers komt bij de hier beschreven typen in Neder
land althans, niet voor. Dit feit kan ons voor een
18