en donker grijze plavuizen. De wanden zijn licht ge pleisterd. In het voorhuis is een kerkvenster, waarvan de „dagkanten" een samengesteld profiel hebben, dat doodloopt op den schuin afwaterenden onderdorpel. Het venster is ingedeeld door staaf- en maaswerk, waartusschen blank glas-in-lood met eenige kleurige wapens is aangebracht. De achterkamer heeft twee kruisvensters met nog hooge onder- en lage boven vensters. Deze laatste worden gesloten met luiken, gemaakt van strooken hout op klampen. Bij het zij raam zijn twee vensterbankjes. Ter plaatse waar het bed staat en onder het achterraam is een eenvoudige betimmering van strooken hout tegen den wand. De schoorsteen is opgebouwd uit een paar weinig voor uitspringende wangen, die een „latei" en schuine kap dragen. Op de latei ziet men een armkandelaar en ter hoogte van de kaars hangt op de kap een om lijste teekening, kopergravure of houtsnede, mogelijk een huisheilige voorstellende. De zoldering bestaat in de voorruimte uit een steenen stergewelf en achter uit een houten vloer op moer- en kinderbalken, waarvan de eerste rusten op steenen consoles. De meubels in het voorhuis beperken zich tot een zetel en een bank. De eerste heeft ronde stijlen en regels; opzij en achter is daartusschen een stof ge spannen. De tweede heeft een vaste leuning, en be staat uit een kist van stijl- en regelwerk met brief- paneelen. In de achterkamer staat het bed met zware gordijnen, die ten deele als een zak zijn opgebonden en de alles bedekkende donkere sprei hangt tot op den vloer. De bedhemel is versierd met een val. Tegen 91

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 94