vastgespijkerd. Aan den langen wand staat de steencn
schoorsteen. Onder heeft deze twee weinig vooruit
springende wangen, die elk aan de voorzijde een
peerkraalprofiel hebben, dat op een holle afschuining
„doodloopt". Boven eindigen zij in een overkraging,
waarop flesschen staan. Op deze wangen rust de
latei, afgedekt door een scherpe profiellijst, waar
boven de schuine kap omhoog gaat. In het midden
van de latei is een draaibare armkandelaar beves
tigd ter verlichting van het huisbeeldje, voorstellende
God den Vader met den gekruisigden Christus. Vóór
den schoorsteen ligt een tegelvloertje, waarop de
vuurbokken staan. De zoldering bestaat uit moer- en
kinderbalken. De eerste worden opgevangen door ge
kromde karbeels, die met een inwendige pen en door
gaande, even uitstekende nagels „opgesloten" zitten
in de moerbalken, welke nog wijd uiteen liggen.
De meubels zijn nog schaarsch. Een bank met omleg-
bare rugleuning, losse voetplank op sleevoeten met
dierklauwen, en over de zitting een kleed, waarop
losse kussens liggen. Tegen den wand staat een dres-
soor, versierd met blind-traceerwerk. Daarboven
hangt aan de zoldering een handdoekenrekje. Bij het
raam bevindt zich een laag, opvouwbaar X-stoeltje.
2. Dressoor. De eindstijlen staan op laat-gothische
wijze overhoeksch, zooals de steunberen op den hoek
van een kerk. Zij eindigen in een sleevoet met leeuw
figuurtje, en zijn verder versierd met een ^4 kolonnet,
bekroond door een pinakel, die links en rechts hogels
heeft, om te eindigen in een kruisbloem. De boven-
89