is een tweedeurige kast, waarvan de hoogte iets de breedte overheerscht. Heeft zij aan de achterzijde twee rechte pooten, zoo vindt men aan de voorzijde veelal drie bolpooten. Daar het verlengde der twee hoek stijlen en dat van den middenstijl op deze bolpooten rust, doet dit stuk dienst als poot, waarop de smalle voetlijst van het lichaam der kast ligt. De twee deuren zijn volgens de hoogte elk in twee vierkante paneelen met een daartusschenliggend rechthoekig paneel inge deeld. De kap bestaat uit een smal architraaf, een gebold breed fries, dikwijls met pijpen of knorren versierd, en een overstekende deklijst ter bekroning. 3. WERKMEUBEL De tafel, vooral de eettafel, krijgt op het einde der 16e eeuw een belangrijke beteekenis. Evenals de schoorsteen en het bed vormt ze voortaan een mid delpunt voor het huiselijk leven. Bestond op het ge bied der werkmeubels de erfenis der 16e eeuw uit de wangen- en kolompoottafel, zoo verdwijnt de eerste langzamerhand en ontwikkelt zich gestaag de laatste. Daarbij zijn de vormwijzigingen het sterkst waar te nemen aan de pooten, want de zuil van de oorspron kelijke kolompoot zwelt aan tot een vaas-, urn-, peer- of bolvorm. Hiernaar noemt men ze algemeenbol- of balpooten tafels, hoewel de vormen aanmerkelijk kunnen verschillen. In het begin versiert men die vazen en urnen met snijwerk, doch spoedig worden ze glad „afgedraaid" en hoogstens „loopt" men er horizontale groeven in. Sinds 1600 ziet men aan de onderzijde „bolklossen" komen, zoodat de tafel ge- 82

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 85