De eerste dertig jaren blijft de grondstof in hoofd zaak het eikenhout, dat flink in de was gezet en ge boend wordt. Daarna komt het notenhout meer in trekhet heeft een fijnere nerf en laat zich gladder bewerken en boenen. Langzamerhand vraagt ook de techniek van het belijmen met „fineer" (uiterst dun gezaagd hout) de aandacht, waarbij voornamelijk ebben- en palissanderhout toepassing vinden. Eerst na 1650 wordt het geheel fineeren van meubels alge- meener. Bovendien ziet men hier en daar „inleg werk" (intarsia) met kostbare uitheemsche hout soorten. Wat de stoffen voor de bekleeding der zitmeubels aangaat, zullen wij deze nader bespreken bij de meu bels zelf. Een karakteristiek materiaal van eigen bo- dpm is in deze eeuw het aardewerk, dat als tegel, vooral in het binnenhuis, toegepast wordt. Hoewel men algemeen van „Delftsche tegels" spreekt, waren in Gouda, Rotterdam, Leiden, Haarlem en andere plaatsen plateelbakkerijen, die deze ook maakten. Zoowel blauwe als veelkleurige of „bonte" tegels komen voor. Zij vertellen, vaak op naïeve wijze, van een prachtig stuk volksleven, want nu eens verbeel den ze: ruiters, schutters, zeevaarders, visschers, ja gers en boeren, dan weer ontleent men hun motieven aanspel, muziek, dans, zeden en gewoonten. Daarbij komen planten- en dierenwereld, of zeegezicht en landschap niet ten achter. 68 2. GRONDSTOF

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 71