komen, om leven en schoonheid van eigen bodem te beelden. Gestaag groeit bij die kunstenaars de lust, een brok intieme levenssfeer te geven met een sterken zin voor werkelijkheid. De grootste, de universeele onder hen Rembrandt grijpt mogelijk daarvoor te hoog, wanneer er sprake is, niet den geest te ver beelden, doch slechts direct aanschouwde werkelijk heid weer te geven. Maar er blijven genoeg grooten over, die in het eenvoudige genre-stuk een brok Ne- derlandsche binnenhuiskunst verankeren, dat voor ons doel groote waarde heeft. Noemen wij slechts in DelftPieter de Hooch en Jan Vermeerin Leiden Gerard Dou, Jan Steen en Gabriel Metsuin Haar lem: Willem Buijteweg, Jan Miense Molenaar en Adriaan van Ostadein DeventerGerard Terborch en te Amsterdam, in hun later leven: Emanuel de Witte en Nicolaes Maes. Zij schilderden, teekenden en etsten met onverdroten lust het binnenhuis. Zeker bijna allen zijn eerst tegen of zelfs na het midden der 17e eeuw aan het werk, en zoo kan het zijn dat een interieur een latere tijdspanne weergeeft, dan wij hier willen beschouwen. Maar verreweg de meeste dezer binnenhuizen gaven aan hen pas een bekoring, wanneer een brok geleden leven daarin bezonken lag, en zoo grepen zij vaak terug op het vroegere. A. WOONHUIS Het woonhuis in de eerste helft der 17e eeuw heeft nog steeds beneden een voorhuis, achterkamer soms als „opkamer" hooger gelegen met daaronder een keukenkamer) en keuken (koocken). De indeeling 62

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 65