BESLUIT De taaie vasthoudendheid om het eenmaal verwor vene niet los te laten, is een der typeerende facetten van een burgercultuur. Zoo bleef in het ambacht het eerste geslacht der 16e eeuw trouw aan de gothiek, hoewel de renaissance-ideeën opgang maakten en zelfs hier en daar aangewakkerd werden. Want schreef niet het domkapittel van Utrecht - mogelijk de bis schop Philips van Bourgondië zelf in 1519 voor, dat het ontwerp voor een koperen altaarhek dat men toen wilde bestellen, moest gewijzigd worden„scu- wende daer in all dat modern de toen gangbare gothiekismer die te verbeteren ende te vermeer deren van geheelen antique renaissance)". Na 1540 is het pleit der jonge beweging gewonnen, al zullen nog herinneringen aan de gothiek voortleven. Bovendien ging een stuwende kracht in die richting uit van de Zuid-Nederlandsche vaklieden, die na het midden der eeuw, uitgeweken voor de moeilijkheden aldaar, naar ons land kwamen. Kistemakers, beeld snijders en aanverwante ambachtskunstenaars poog den daarbij ieder voor zich Italiaansche, Fransche en Vlaamsche renaissance ideeën en vormen op te nemen. Hetzij door eigen aanschouwing in den vreem de, of door boek- en plaatwerken van meesters uit het vak te bestudeeren, hebben zij dat nieuwe leeren kennen en trachten toe te passen, ieder op hun eigen wijze. Zij hebben zich daarbij meer of minder reken schap gegeven van den zin voor soberheid, eigen aan ons Noord-Nederlanders en als zoodanig een eigen karakteristiek gegeven aan ons huisraad. 60

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 63