schenDante-, Petrarca-, of Savonarola-stoel, gelijk men daar drie geringe onderscheidingen maakt en deze typen naar zijn groote mannen pleegt te noe men, evenals men in Duitschland spreekt van een Luther-stoel. Als vorm van vouwstoel met armleg- gers en rugleuning zien wij hem bij ons in de 16e eeuw, maar meestal is hij niet samen te klappen. Of deze stoelvorm bij ons veel in gebruik was, moge be twijfeld worden, doch men ziet hem op schilderijen en andere afbeeldingen van binnenhuizen. De Spaansche stoelzooals deze algemeen in de be schrijvingen genoemd wordt, is de eenvoudige stoel met vier pooten en rugleuning. Eerst op het eind der eeuw komt hij in gebruik en gaat dan de schemels ten deele vervangen. Daar zijn ontwikkeling eerst na 1600 te zien is, zullen wij hem in het volgende tijd perk nader bespreken. De schemel komt nog algemeen voor. Hij behoudt den vorm van vroeger, doch in het huis van den wel- gestelden burger ziet men de wangen en leuningen dezer meubels van weelderig snijwerk voorzien. Het eenvoudige krukje met drie pooten, al of niet met leuning, blijft zijn waarde als zitmeubel behouden voornamelijk in het huis van den kleinen burger en niet het minst ook in de boerenwoning. De winst, hier bij de zitmeubels te boeken, ligt minder in het behagelijker zitten, dan in hun meer gemak kelijke verplaatsbaarheid. Dit geriefelijke zitten komt eerst later met den bekleeden stoel. In de 16e eeuw houdt men in het algemeen vast aan de houten zitting met los kussen van linnen of fluweel. 59

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 62