de stookplaats naar den wand. Reeds in het begin der gothiek is de schoorsteen van groote, vooral open bare gebouwen, een karakteristiek bouwdeel, waar de beeldhouwer bij betrokken wordt. Daarentegen komt in de gewone burgerhuizen de schoorsteen lang niet algemeen voor. Nog in 1419 beveelt de overheid van Arnhem den burgers„dat sy in oer huse scharesteyn maken souden", met het oog op brandgevaar. Een ondiepe nis met een gat voor rookdoorlaat was het begin der schouw. Daarna brengt men, voor een beteren trek, tegen de buitenzijde van den muur een kanaal aan en wordt binnen een schuine rookvang of kap gebouwd, die op twee kraag- of „score"-steenen rust. Om meer voorsprong te krijgen, plaatst men deze op uitgebouwde „wangen", waarbij aan de voorzijde de kap of „boezem" komt te rusten op een hooge steenen „latei", een horizontale balk die bij eenvoudiger huizen uit hout vervaardigd is. De ach terwand is veelal zwart gepleisterd, doch ook wel bekleed met gebakken steenen al of niet in relieforna- ment. Hiertegen staat de versierde, ijzeren haard plaat. Op den vloer daar voor, een weinig verhoogd door (geribde) steenen of tegels, staan de ijzeren vuurbokken voor de groote houtblokken, of een vuur- korf voor het stoken van turf. Daarboven hangt dan een etenspot of een waterketel aan een verstelbare „haal" of „heugel". Niet alleen warmte, maar ook licht verspreidde dat vuur, en in de lange winter avonden tuurde de mensch gaarne daarheen, wan neer hij in gedachten verzonken met zichzelf alleen was, of met zijn huisgenooten intieme oogenblikken 27

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 30