een hol, waarin al of niet een rondstaaf of „kraal" aangebracht is. Kraal- en hollijsten komen ook elk afzonderlijk voor. Bovendien treft men veel de dub bel gezwenkte (hol en bol) peervormige staven of „peerkraalprofielen" aan. Het ornament geldt niet minder als een verfijning der vlakken. Het wordt gestoken, gesneden, en in bij zondere gevallen „a jour" uitgezaagd. In het alge meen uit het zich in speelsche bewegingen, die als ge borduurd schijnen op een meetkunstig stramien. De motieven worden ontleend vooral aan de plantenwe reld, waarvan minder de bloemen, dan de bladvor- men gebruikt worden. De uitheemsche flora met haar acanthusbladen, die eeuwenlang voortleefde als erfenis der klassieke kunst, is thans vervangen door een van eigen bodem. Eiken-, eschdoom-, kool-, distel- en wingerdblad vinden volop toepassing. Ran ken en windingen zijn veelal de kemlijnen, waaruit die bladen ontspruiten. Daarnaast treft men de meer architectonische vormen aan van „staaf-" en „maas- Afb. III. Peerkraalpro- fiel in steen15e eeuw. 20

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 23