schoone dingen heeft weten te bemachtigen, of bij den kunsthandelaar, die kans zag een magazijn hier mee vol te proppen, kan men met eenigen speurzin nog veel ontdekken. Doch de schoonheid van het in tieme huis dier dagen in volle werkelijkheid te be leven, is zoo goed als uitgesloten. Slechts kan men daarvan iets ondergaan, wanneer men het in gedach ten opbouwt uit de resten van het nog bestaande en de afbeeldingen, eens gemaakt naar de werkelijkheid. Daarnaast zullen geschreven bronnen zoowel kunstzinnige verhalen als gortdroge testamenten, boe delbeschrijvingen en belastingkohieren licht op dit alles kunnen werpen. Wat de afbeeldingen betreft, zal men moeten zienschilderijen, miniaturen, teeke- ningen, houtsneden, gravures, gebrandschilderde gla zen, tapijten en gebeeldhouwde reliefs uit dien tijd, of werken van latere meesters, die dit binnenhuis en huisraad nog aanschouwd hebben. Daarbij komt ten goede, dat de Nederlandsche kunstenaars der 15e eeuw, in tegenstelling met de vroegeren, een drang in zich hebben de werkelijkheid te willen beelden. An derzijds heeft men te erkennen dat, waar in hoofd zaak godsdienstige onderwerpen gegeven worden, vooral een kerkelijke en daardoor meer weidsche om geving wordt gebeeld. Bovendien bestaat daarbij de neiging tot archaïseering en kan een oudere sfeer weergegeven worden, dan die waarin men op dat oogenblik leeft. Het feit, dat onze beeldende kunste naars, hoewel een eigen school vormend, onder in vloed staan van het Rijnland en Zuid-Nederland, doet minder ter zake, daar de binnenhuiskunst zelf 13

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Heemschutserie - Boekje 1941-1954 | 1942 | | pagina 16