niet verouderde) fort bij Rijnauwen maar eens in den
zomer (natuurlijk alleen van buiten!) of het fort op
de Bildtstraat van den verlaten singelweg: de taluds
zijn volop met z.g. hakhout begroeid, waaronder mei
doornstruiken prachtig kunnen bloeien, verder vooral
wilgen, esschen en elzen.
Maar aan de historische vestingwerken is nog veel
meer te zien. Hiertoe bezoeke men de Grebbelinie, die
zooals W. H. de Beaufort schrijft in zijn aan
bevelingsbrochure voor de Stichting „Het Utrechtsch
Landschap" „als een staalkaart van flora en fauna
zich kronkelt door „heel de Geldersche Vallei van
Amersfoort tot Rhenen toe. Waarlijk objecten die
onze aandacht overwaard zijn".
Ook het Utrechtsch Dagblad (October en November
1936) heeft in een reeks mooi geïllustreerde artikelen
de aandacht gevestigd op het vele natuurschoon, dat
deze werken GlashutLambalgen, Engelaar, Dcmtse-
laar, enz.) bieden.
Het water is een onmisbaar element van het vesting
werk, het was en is ons nationaal verdedigingsmiddel.
Doch ook uit aesthetisch oogpunt moet men steeds het
water behouden. Daarom is het Paardenwater te
Gorkum, dat gedempt dreigde te worden, gered en
hopen wij dat van de beruchte rietvelden van Heus-
den eens weder water zal worden gemaakt. „Dicht
gooien" van vestinggrachten is haast even erg als het
slechten van de wallen.
Bij historische vestingwerken kunnen de grachten ech
ter ook plaatselijk zijn volgegroeid en als men deze ging
„schoonen", zooals de boer zegt, dan zou het middel
erger zijn dan de kwaal. Wanneer na vele tientallen
jaren zich vegetaties van wilde planten in die verlaten,
stilstaande wateren hebben ontwikkeld, meestal ge
paard gaande met een drukke vogelwereld, zooals wij
dat b.v. aantroffen in de linie van den Hout (N. Br.),
de vóórgracht van de Doesburgsche liniën en te Geer-
78