TEGENWOORDIGE TOESTAND
GRACHT TE ALKMAAR
der Credietvereeniging, gevestigd te Amsterdam, die
er het kantoor van haar agentschap vestigde, tevens
dienende tot woonhuis van haren agent, den heer
Alph. Hustinx.
Opmerking vooral verdient de deftige ingang met
zijn fraaie deur, waarboven een hardsteenen fronton
is- aangebracht. Midden daarin prijkt de zon, het
bekende symbool van Lodewijk XIV. Ter weerszijden
van den ingang bevinden zich twee smalle vensters,
met ijzerwerk voorzien, terwijl de deur eene eikenloof
versiering draagt.
Boven het middelste venster der bovenverdieping
leest men in Romeinsche cijfers het jaartal 1708, ter
aanduiding van het tijdstip waarop het huis gebouwd
werd. Nog duidelijk is in de bovenomlijsting der
vensters aanwezig het kenmerk der kruisramen, die
aanvankelijk in den gevel waren aangebracht. Een
hardsteenen ornament boven op den gevel geplaatst,
dient tot afsluiting.
Van binnen was de inrichting en versiering nieuw,
doch smaakvol. De benedenverdieping bevatte een vier
tal zalen, met marmeren schoorsteenmantels, de zolde
ringen prijkten met keurig stucadoorwerk, de wanden
waren afgezet met eikenhouten paneelen. In één woord,
alles, zoowet van binnen als van buiten, verried eene
patricische woning uit de 18e en 19e eeuw.
Niet alleen om zijn statigen bouwtrant, maar nog
in een ander opzicht genoot het huis eene zekere
vermaardheid. Het bevatte namelijk een rijke verzameling
van kostbare en zeldzame voorwerpen, die met menige
verzameling van dien aard, zoowel in het binnen- als
buitenland in rijkdom kon wedijveren. De heer A. J. A.
Flament leverde in 1916 in het tijdschrift „Het Huis"
van deze vermaarde collectie eene nauwkeurige en
interessante beschrijving. Aan die beschrijving ont-
leenen wij de volgende bijzonderheden.
De aanlegger dier verzameling was Willem Paschalis,
baron De Crassier, geb. te Luik, 8 April 1662 en over
leden te Luik in 1750. Het was een man van groote
begaafdheden, die in zijne vaderstad aanzienlijke
ambten bekleedde en alom bekend was om zijn open
en aantrekkelijk karakter.
Zijn zoon, Willem Jan Joseph, gehuwd met Agnes
Loyens in 1750, bracht waarschijnlijk de verzameling
door zijn vader te Luik aangelegd, naar Maastricht
over. Ik moet hier doen opmerken, dat volgens
De Feller, die in 1773 te Maastricht vertoefde en
een bezoek bracht aan het kabinet-de Crassier, de
verzameling van oudheden in 1680 te Luik begonnen,
slechts voor een vierde gedeelte naar Maastricht
werd overgebracht.
Tot November 1911 blevende vroeger te Maasticht