DE BOUWWERELD.
359
eeniging te vestigen. In de eerste plaats behooren de
molens onder de belangrijkste oude ingenieurswerken
in ons land. De molenmaker was de voorganger van
den werktuigkundig ingenieur van thans; hij was de
uitvinder van een groot aantal technische verbeteringen
hij ook was het, die mogelijk gemaakt heeft de droog-
legging van al die poelen en plassen, waardoor „de
Hollander zijn land gemaakt heeft'. Als ingenieurs
past ons dus een gevoel van piëteit tegenover de oude
molens, oude monumenten van ingenieurskennis in ons
land. Wie wel eens met zorg een der oude Molen
boeken bestudeerde of een paar waarlijk goed ge
construeerde oude molens nauwkeurig bekeek, moet
eerbied krijgen voor de vindingrijkheid en zuiver
constructieve geest van de bouwers.
Maar er is een andere minstens even belangrijke
reden waarom de belangstelling van den ingenieur in
de nieuwe Vereeniging noodig is. In zeer veel gevallen
is het de ingenieur, die het bestaan van de molens
bedreigt, vooral van onze poldermolens. Soms is het
niet te ontkennen, dat een vervanging van den wind
molen door mechanische bemaling een economische
noodzakelijkheid is, dikwijls is het zelfs niet ver
antwoord den ouden molen te sparen, doch er zijn
ook gevallen, en meer dan men wellicht denkt, waarbij
een molen noodeloos wordt opgeofferd. Een veel
voorkomend geval is bijvoorbeeld, dat de molen op
zich zelf sterk genoeg is en ook nog in goede conditie,
doch door de hoogere eischen, die aan de bemaling
gesteld worden, door .een meer zekere beweegkracht
dan wind vervangen moet worden. Door de sterk
gestegen kosten van onderhoud, dikwijls ook door de
lasten, die de Arbeidswet aan de bediening oplegt,
kan men berekenen, dat de totaalkosten van een nieuwe
bemalingsinrichting niet veel hooger zijn dan de be
staande, terwijl een veel betere bemaling verkregen
wordt. De ingenieur, die niet van prutsen houdt, stelt
GEMENGDE BERICHTEN
daarom de afdoende verbetering voor van geheele
mechaniseering der bemaling. Stelt men echter den
eenvoud, hetgeen men moet het erkennen, geen zuiver
economisch belang is, niet zoozeer op den voorgrond
en let men op de schoonheid en belangwekkendheid
van den molen, dan bestaat er dikwijls een andere
mogelijkheid, die in guldens en centen zich zeer wel
met de bovengenoemde laat vergelijken. Men kan dan
toch, hetzij een eenigszins lichtere pomp plaatsen
naast den molen, of de molen er op inrichten dat het
scheprad bij gebrek aan wind door een motor kan
worden aangedreven. Dikwijls zullen deze oplossingen
een weinig duurder zijn bij de tegenwoordige prijs
verhoudingen, doch de oorlogsjaren hebben ons geleerd,
hoeveel het waard is in een vitaal belang als polder
bemaling van den aanvoer van olie afhankelijk te zijn.
Plaatst men een afzonderlijke nieuwe pomp dan heeft
men daarbij nog het voordeel van totaal onafhankelijke
reserve en van een dubbel sterke bemaling. Laat men
deze voordeelen wegen, wellicht komt men dan tot
de conclusie, dat behoud van den molen niet alleen
om gevoelsargumenten, doch ook om materieele redenen,
de voorkeur verdient. Het is daarvoor echter noodig,
dat men naast des ingenieurs natuurlijken zin voor
een simpele oplossing bezit liefde voor den ouden
molen, dien molen, die zoo'n belangrijk monument in
ons land uitmaakt.
Het uiteengezette geval is slechts één, veel voor
komend, uit vele.
Zoo kunnen wij, ingenieurs, de Vereeniging „De
Hollandsche Molen" die zoo zeer onze belangstelling
verdient, steunen niet alleen door ons als lid op te
geven, doch ook in voorkomende gevalien met on
bevangen oog te zien of behoud van den molen
mogelijk is en zoo noodig met de Vereeniging omtrent
eventueelen steun in overleg te treden.
Een sluis in de Nieuwe Meer. Wij vernemen dat Minister
Van Swaay reeds uitvoering heeft gegeven aan zijne toezegging,
dat over den bouw van een sluis in de Nieuwe Meer vertegen
woordigers van belanghebbende vereenigingen zullen worden
gehoord, alvorens een-definitieve beslissing zal worden genomen.
Na de bezwaren, door Mr. H. Smeenqe in de Eerste Kamer
tegen de combinatie van spoorbrug-sluis te berde gebracht,
heeft een hoofd-ingenieur te Haarlem Mr. Smeenge tot een
conferentie op een nader te bepalen dag uitgenoodigd, waartoe
laatstgenoemde zich bereid heeft verklaard met die verstande,
dat zijne deskundige raadslieden de bespreking zullen bijwonen.
Inmiddels is ten stadhuize alhier een plan eener brug-sluis-
combinatie uitgewerkt en ter beoordeeling van de verschillende
er bij betrokken verenigingsbesturen gezonden. Binnenkort
zullen dezen dit ontwerp in een gecombineerde bestuurs
vergadering bespreken. Het moet in de bedoeling liggen van
de leiding dezer organisaties ook de Kamer van Koophandel
en Fabrieken in de gelegenheid te stelten hare meening over
dit Amsterdamsche plan te doen kennen.
In binnenvaartkringen wordt, naar ons van die zijde wordt
meegedeeld, weinig voor het combinatieplan gevoeld al wordt
tevens erkend dat het voor de waterstaatsingenieurs hoogst
moeilijk zal zijn, alle belanghebbenden tevreden te stellen.
Voor de binnenschipperij zou het plan alleen dan eenigszins
in aanmerkingkunnen komen, aldus werd ons medegedeeld,
wanneer het vóórschutten werd opgeheven, doch daarvan kan
geen sprake zijn wijl daarbij weer andere, eveneens excellente
belangen zijn betrokken.
Dit in oogenschouw genomen zou de uitvoering van het
combinatieplan voor de binnenvaart, die er in hoofdzaak mee
te maken heeft, te staan komen op een enorme stagnatie, wijl
bij het bouwen van een sluisbrug er, dat is een der groote
bezwaren, in het Meergedeelte bij dc sluis, geen manouvreer-
ruimte overblijft en bovendien op die hoogte het Amstel-
Schinkelkanaal zal uitmonden
Intusschen, al deze bezwaren zullen in de conferentie met
de belanghebbenden onder de oogen worden gezien opdat bij
de te kiezen oplossing, zóóveel mogelijk met de gemaakte
opmerkingen kon worden gerekend. („H.bl.")
Over deze voor het natuurschoon der omstreken van Amster
dam zoo belangrijke quaestie schrijft bovengenoemde blad nader:
Ons laatse bericht aangaande den bouw van de sluis in de
Nieuwe Meer vereischt eenige correctie.
Het is geheel juist dat de binnenscheepvaart zich tegen het
denkbeeld brug en sluis te verbinden, blijft verzetten en zich
op het standpunt blijft stellen dat voor haar belangen alle
overwegingen van algemeen nut moeten wijken
Maar daaruit volgt niet, dat ook op het Departement van
Waterstaat weinig voor deze combinatie zou worden gevoeld
en dat hoogstwaarschijnlijk het eerste plan, d w z. de bouw
der sluis middenin de Nieuwe Meer, met als gevolg verdeeling
van deze in twee stukken, weer ter hand zal worden genomen.
Naar wij uit goede bron vernemen, bestaat er bij het Depar
tement van Waterstaat nog geen uitgesproken meening omtrent
het al dan niet wenschelijke der combinatie. De' bewering, dat
aan het Departement weinig voor de combinatie gevoeld wordt,
moet dus op een misverstand berusten. De rapporten der