358 DE BOUWWERELD. MIDDELBURG Oude Gebouwen enWoonhuizen der Stad Middelburg. (Rotterdam, 1923.) ij bespraken in ons nummer van 17 October de mooie uitgave der firma Scheltema Holkema: „Sprokkelingen in Nederland". Een hierbij aansluitend werk, doch van veel kleiner afmetingen, verscheen onder bovenstaanden titel bij W. L. J. Brusse's Uitgeversmaatschappij met steun van het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en de Vereeniging tot instandhouding van oude Gebouwen. De beschrijvende tekst is van Dr. W. S. Unger. Ook van dit werk zijn de afbeeldingen over het algemeen mooi en duidelijk. Niet alle zóó fraai echter als bij het eerstgenoemde. Het juist fotografeeren van gebouwen wat hun stand en belichting betreft, is een kunst op zichzelf, die hier te lande nog lang niet voldoende beoefend wordt. (Dit blijkt vooral uit de den laatsten tijd verschenen werken op het gebied van modernen Woningbouw, waarvan zeker 2/3 der afbeeldingen minderwaardig dient genoemd te worden.) Een antieke Lodewijk XlV-schouw met een ordinair Salamander vulkacheltje ervoor, als op plaat 23, is een horreur. Zoo zijn er nog meerdere, waarbij met weinig moeite de omgeving beter verzorgd had kunnen, zijn. De opnamen der intereurs zijn over 't algemeen minder geslaagd dan de buiten-opnamen. De onderschriften der platen zijn in het Hollandsch, Engelsch, Fransch en Duitsch. Wat erop wijst, dat hier een uitgave voor de wereldmarkt bedoeld is Soms geeft dit aanleiding tot een niet onvermakelijk taalgebrabbel. Zoo luidt het onderschrift, van plaat 11 14: „Bas-reliefs van de Steenrots. Bas-reHefs of the „Steenrots" Bas-reliefs de la „Steenrots" Flachreliefs vom Hause zum „Steenrotse"." Een intersssante uitgave overigens, waarvan het drietal in" dit nummer met toestemming der uitgeefster gereproduceerde cliché's een voorbeeld geeft. (Zie de losse plaat.) ONZE INGENIEURS EN HET NATUURSCHOON ïerecht werd er vroeger allerwege over geklaagd, dat de beoefenaren der tech nische wetenschappen zich niet veel van de schoonheid in het algemeen en van het natuurschoon in het bijzonder aantrokken, en er geen been in zagen, waar dat in hun lijn lag, het te verminken of te verwoesten. Op dit gebied hebben zij inderdaad heel wat op hun geweten. Dat ook hierin geleidelijk verandering komt, is een verheugend verschijnsel. Langzamerhand begint men er zich van bewust te worden, dat schoonheid en praktijk zeer wel hand in hand kunnen gaan, en dat het een het ander zooveel mogelijk dient te ontzien. Zoo vonden we van de hand van Ir. R. Ver Loren Van Themaat in „de Ingenieur", orgaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs, het navolgende sympathieke artikel over het mogelijk behoud onzer zoo schilderachtige, prachtig in de natuur passende molens, dat we met instemming overnemen^ Vereeniging „De Hollandsche Molen". Zooals wellicht uit de dagbladen en circulaires reeds bekend is, werd onlangs opgericht de Vereeniging tot behoud van Molens in Nederland „De Hollandsche Molen", gevestigd te Amsterdam, Heerengracht 260, Het schijnt mij om verschillende redenen gepast om in een ingenieurstijdschrift de aandacht op deze Ver- MIDDELBURG. - DEUROMLIJSTING ROUAANSCHE KAAI G. 129

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1923 | | pagina 8