354
DE BOUWWERELD.
den lezers van „de Bouwwereld" en
leden van den Bond „Heemschut"
bekend zal zijn, werd om de twee maanden
een nummer van „de Bouwwereld" zooveel
mogelijk, of ook wel geheel, aan „Heemschut" gewijd,
d.w.z. de stof, speciaal op de Heemschutgedachte
betrekking hebbende, werd opgezameld tot het eerst
volgende „Heemschut"-nummer. Zoo werd op nuttige
en eenvoudige wijze bereikt, dat de lezers van „De
Bouwwereld" iets vernamen van wat er op Heemschut-
gebied voorviel en dat de leden van den Bond een
regelmatige publicatie ontvingen.
Nauwelijks of eigenlijks nog, niet eens verkozen
tot secretaris, bereikte mij van den uitgever het verzoek,
de copy te verstrekken voor 't „Heemschut"-nummer.
Ik meen slechts in zooverre aan dit verzoek te kunnen
voldoen, door mededeeling te doen van wat in den
Bond „Heemschut" zooal is voorgevallen, zonder de
verplichting op mij te nemen zoo nu en dan een
nummer van een regelmatig verschijnend blad te
rëdigeeren, een meening waarmede de uitgever bleek
volkomen in te stemmen.
In de eerste plaats dient een woord gewijd aan de
nagedachtenis van den overleden secretaris, de architect
A. W. Weissman. Enkele nummers terug staat reeds
een kort levensbericht van mijn hand in „de Bouw
wereld" afgedrukt. Mochten leden van den Bond dit
nummer niet gezien hebben, dan dient toch daarnaar
verwezen, omdat het te dwaas is, tweemaal hetzelfde
in een blad af te drukken. De leestafel van een Openbare
Leeszaal zal dan wel hulp kunnen bieden.
Door den architect H. J. M. Walenkamp Cz. is
in dit „Heemschut"-&immer een artikel aan wijlen
A. W. Weissman gewijd en de uitgever was zoo
vriendelijk daarbij te zorgen voor een goed cliché,
een reproductie naar een geschilderd portret van
George Rueter.
De plaats waar dit portret zich bevindt, voert ons
vanzelf naar het levenswerk van den heer Weissman,
het Museum voor de Stad Amsterdam. Het is hier
echter niet de plaats dit verder te bespreken, wel
enkele regelen te wijden aan wat Weissman voor
„Heemschut" deed.
Sedert de oprichting, in Februari 1911, was de
heer Weissman secretaris van den Bond. Een zoodanigen
ijver legde hij aan den dag, dat hij de leidende man
werd en bleef. De voorzitter en ook de vorige voor
zitters, waaronder Prof. Dr. H. Brugmans het langst
in functie was, zullen hiervan kunnen getuigen. Alle
correspondentie deed Weissman eigenhandig en met
den veder. Een lust voor de oogen is het alleen reeds,
het notulenboek door te bladeren. Dan eerst krijgt
men een indruk, wat er in die jaren gebeurd is.
Weissman was bescheiden, publiceerde slechts in het
jaarverslag in telegramstijl de werkzaamheden van
den Bond.
Grooten dank is de Bond „Heemschut" verschuldigd
aan den overleden secretaris, de architect A. W.
Weissman. De voorzitter getuigde hiervan reeds aan
het graf namens het bestuur en de leden.
Wat er nu al zoo gebeurde in den Bond? Eerst
een overleggen, hoe te handelen, met als resultaat
dat de heer Mr. P. G. van Tienhoven bereid werd
gevonden een functie in het dagelijksch bestuur te
aanvaarden en op mij een vriendelijken en zachten
drang werd uitgeoefend om het secretariaat te willen
vervullen, voor welke poging ik gezwicht ben onder
het voorbehoud, dat wat de toepassing van het werk
program van den Bond betreft, eenige clementie zal
worden betracht. Immers, dit werkprogram is van dien
aard, dat, wanneer men alles doen wil wat daar
gedrukt staat, men er een volledige werkkring en
zelfs meer in vinden kan, en dit is mij nu eenmaal
niet mogelijk. Zoo is dan nu het dagelijksch bestuur
s^fnengesteld, weder uit 5 personen, te weten:
Prof. Dr. L. Knappert te Leiden, voorzitter.
D. F. Tersteeg te Naarden, onder-voorzitter.
A. A. Kok, secretaris, adres Singel 119 te Amsterdam.
G. A. Pos te Blaricum, penningmeester.
Mr. P. G. van Tienhoven te Amsterdam.
Dan bemoeide de Bond zich op gevaar af
bemoeiziek te worden hetzij door bespreking,
informatie of door een jammerklacht in den vorm van
een adres met velerlei gevallen van boomenrooien of
bosschenvernielen hier, oude gevels of molens elders.
De molens verwijzen wij nu voortaan naar de nieuwe
Vereeniging die vóór de windmolens vecht
„de Hollandsche Molen". Even de verzuchting, dat
het geen „Nederlandsche molen" is, of doen de
Zeeuwsche en Friesche molens niet mede? Gemeente
besturen werden aan concept-reclameverordeningen
geholpen of aan een welstandsbepaling, zelfs aan
gespoord een schoonheidscommissie in 't leven te
roepen. Stof in overvloed. We hopen dan ook dé
hulp van de groote groep correspondenten zoo nu
en dan in te roepen.
Een zaak, die verder zeer de aandacht verdient, is
die van 't advies-bureau. Zeer vele projecten voor
„premiebouw" kwamen de laatste jaren binnen. Daar
de subsidiebron schijnt uit te drogen, kwijnt ook de
premiebouw; Er is echter nog werk genoeg. Gemeente
besturen, speciaal van de kleinere plaatsen, moeten
het advies-bureau nader leeren kennen. Als algemeen
recept lijkt het dagelijksch bestuur de slechte-projecten
te trachten naar een architect te verwijzen en slechts
in die gevallen waar dit 'om finantieele of andere
redenen niet slaagt, gratis een verbetering of een
geheel nieuw project te maken. Want nieuwbouw is
toch ook Heemschut! Niet alleen tot in 't ziekelijke
elk antiquiteitje bewaren. Zoo is 't perspectief vofft
Heemschut: werk in overvloed, indien het slechts te
volbrengen is en op veler steun gerekend kan worden.
Op deze medewerking vertrouwt de nieuwe secretaris
van den Bond „Heemschut",
Amsterdam, 1 November 1923.
A. A. Kok.