234 DE BOUWWERELD. J. NUYTS. DE RUÏNE VAN HET KASTEEL LICHTENBERG EN NAASTE OMGEVING |f de gemeente Maastricht bij hare jongste uitbreiding uit een financieel oogpunt be schouwd voordeel heeft gedaan, laat ik in het midden. Alleen wil ik vermelden, dat de stad door die uitlegging in het bezit is gekomen van een aantal bekoorlijke plekjes en lustoorden, die in menig opzicht, vooral met het oog op het verkeer en het vreemdelingenbezoek, haar ruimschoots ten goede komen. Onder die bekoorlijke, door de natuur zoo bevoorrechte plaatsjes spant Lichtenberg met zijne indrukwekkende ruïne en zijne naaste omgeving de kroon. Lichtenberg maakte tot voor eenige jaren deel uit van de gemeente St. Pieter en is thans bij Maastricht ingelijfd. Het is het meest gezochte uitstapje van den Maastrichtenaar, terwijl geen vreemdeling onze stad bezoekt, die niet een kijkje gaat nemen naar dat bekoorlijke plekje, waarover de natuur al haren rijk dom heeft uitgespreid en waaraan de volksmond zoo veel legenden en sprookjes heeft verbonden. Van het aloude kasteel Lichtenberg blijft niets meer over dan een oude toren, door oude muurresten be streken. De overlevering brengt den oorsprong van dien toren terug tot den tijd van Caesar; hij zou gediend hebben tot vuurtoren, bestemd om de schepen, die de Maas passeerden, te verlichten, vandaar de naam van „Mons Lucis", Lichtenberg. Volgens anderen daaren tegen ontleent die benaming haar beteekenis aan eene andere omstandigheid. Men wil, dat de voormalige heeren van Lichtenberg, evenals zoovele anderen van hun soort, zoogenaamde roofridders waren, die er hun Werk van maakten, om kooplieden en schippers, die hun gebied passeerden, uit te buiten en van hun bezit té berooven of te „verlichten". Dezelfde meening geldt ook voor de heeren van Argenteau, die op hun wapen bord het devies voerden: „de l'argent. ou a l'eau" (geld of te water), eene bedreiging, die beduidde, dat zij diegenen verdronken, die hunne eischen niet inwil ligden. Wij vermelden beide meeningen enkel als bloote gissingen, zonder daaraan eene bepaalde historische waarde te hechten. Volgens ons bescheiden oordeel ligt de afleiding van de benaming Lichtenberg vrijwel in het duister. Het aloude slot bestond nog in zijn geheel in het jaar 1740; zeven jaren later echter bleef er niets meer van over dan de thans nog aanwezige bouwvallen. Gelegen op eene hoogte, die aan de oostzijde steil afliep, bestreek het kasteel van Lichtenberg over eene vrij groote uitgestrektheid de omgeving en bezat diens volgens eene gewichtige strategische beteekenis. Vandaar dat de hertog van Alva in October 1568 op Lichtenberg zijn hoofdkwartier vestigde en de kolonel Pinsen van der Aa in Juni 1632, tijdens het beleg Nu de omgeving van dit kasteel op den St. Pietersberg door een Belgische maatschappij wordt afgegraven, is dit artikel actueel. Red. van Maastricht, door Frederik Hendrik, prins van Oranje, daar ter plaatse een observatiepost vestigde. Thans laat ik volgen eenige historische bijzonder heden nopens de voormalige bewoners van voornoemde heerlijkheid. Tot en met het midden der 13e eeuw vind ik geene vaste, betrouwbare gegevens nopens de bezitters dier heerlijkheid. Als eerste bewoner van het kasteel vind ik ver meld v. Lichtenberg, Heer ven Lichtenberg, over leden vóór het jaar 1267. Hij was gehuwd met Syba van Tricht. Hij had twee kinderen, Lisbeth van Lichtenberg en Govaart van Lichtenberg, schout van Maastricht in 1300. De laatste bezitter uit genoemd geslacht was Hendrik van Lichtenberg, overleden omstreeks 1377, Na diens dood kwam Lichtenberg in het bezit van de Maastrichtsche familie Happart. Wij hebben niet kunnen achterhalen, op welke wijze die overgang van bezitneming plaats vond. Waarschijnlijk werd de heerlijkheid na den dood van Hendrik van Lichtenberg verkocht. Het staat in elk geval vast, dat op het einde der 14e eeuw het geslacht Happard op Lichtenberg resideerde. Lang evenwel bleef de heerlijkheid niet in het bezit van voornoemd geslacht. Wij vinden immers vermeld, dat Jan Happard, heer van Lichtenberg, in 1407, ten gevolge van oorlogs verwikkelingen, zijne heerlijkheid verkocht en het land verliet, om zich elders te gaan vestigen. Omstreeks^ het jaar 1410 vinden wij het geslacht Bock, afkomstig uit het land van Valkenburg, in het bezit der heer lijkheid Lichtenberg. Door het huwelijk van Aleid BOCK van Lichtenberg in 1439, met Jan van Eynatten, heer van Neuburg, ging de heerlijkheid over in handen van het geslacht van Eynatten, waaraan het verbleef tot het jaar 1659. In laatstgenoemd jaar, den 15en Januari, huwde te St. Pieter Maria Florentina van Eynatten, Vrouwe van Lichtenberg, met Wolfgang Wilhelm Baron van Schaesberg, Heer te Kriekenbeek, Frankenhoven en Weyer. Door dat huwelijk geraakte Lichtenberg in liet bezit van laatstgenoemd geslacht. De laatste be zitter uit dit geslacht was August, Frederik Anton, Graaf van Schaesberg en Heer van Lichtenberg, die in 1804 overleed. Ik moet hier nog doen opmerken, dat de eigenaars van het voormalig kasteel zich heeren van Lichtenberg noemden, doch te St. Pieter geene heerlijke rechten bezaten. Sedert het jaar 1748, tijdstip waarop Sint Pieter, met het oog op de verdediging van Maastricht, grootendeels werd afgebroken en ge sloopt, had Lichtenberg weinig of niets meer te beteekenen. Van het eertijds zoo trotsche kasteel, dat reeds in 1740 in verval was geraakt, bleef niets meer over dan een vervallen toren met aangrenzende muur- resten. Alleen de zoogenaamde „ruinhof" met bijbe- hoorende schuur en stallen bleven nog bestaan en dienen nog ten huidigen dage als de stomme getuigen

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1923 | | pagina 4