66 DE BOUWWERELD. Keyser zelf is en van 1607 dagteekent, anderen zien er een werk in, door zijn oudsten zoon Pieter de Keyser in 1645 gemaakt, misschien naar een model van zijn vader. Dit reliëf verkeert in tamelijk goeden staat, ofschoon het gezicht der tuchtmeesteresse beschadigd is. Van het voormalig Leprozenhuis is alleen nog een poortje in de Lazarussteeg over, dat geheel den stijl van Hendrik de Keyser vertoont en dus met groote waarschijnlijkheid aan dezen meester mag worden toe geschreven. Alleen de bekroning met het Amsterdam- sche wapen is blijkbaar afkomstig uit de achttiende eeuw. Boven dit poortje ziet men, in twee nissen, de fraaie figuren van een man en een vrouw, die, waar schijnlijk, leprozen voorstellen. Deze figuren waren, toen omstreeks 1900 de afbeelding, die wij hier van het poortje geven aan de „Noord-Hollandsche Oudheden" ontleend werd gemaakt, reeds in een slechten toestand. Thans zijn zij nog veel meer ver weerd. Ook hier is de steen blijkbaar zeer zacht. Wij geven uit hetzelfde werk hier ook een afbeelding van het poortje der Bank van Leeniug in de Lombardsteeg. Dit poortje werd in 1616, toen „het Leen-huys gantsch voltoyt" was, aan den Oude Zijds Voorburgwal geplaatst, zooals op de kaart van Balthazar Floriszoon te zien is, die van 1625 dag teekent. Toen het gebouw, omstreeks 1660, naar de zuidzijde werd uitgebreid, is het poortje in de Lom bardsteeg gekomen en van de bekroning voorzien, die, ofschoon in anderen stijl, er zoo goed bij past. Omstreeks 1900, toen onze afbeelding gemaakt werd, was het aardige reliëf van Hendrik de Kéyser, dat het bedrijf van den „Lommerd" vertoont, nog in goeden staat. Maar wie nu de Lombardsteeg doorgaat, ziet slechts een vormelooze massa. Waarschijnlijk was ook dit reliëf vroeger door een laag verf beschermd en is het verval begonnen, nadat die laag verwijderd werd. Onder den invloed der opvattingeR van Victor de Stuers is, sedert 1880 ongeveer, het afloogen van ge verfde gehouwen steen bij ons in zwang gekomen. De bedoeling was goed, namelijk om het beeldhouwwerk weder te toonen, zooals het door degenen, die het maakten, werd voltooid. Maar men hield geen rekening met de soort van steen. Er zijn soorten, die geen bescherming tegen verweeren noodig hebben, doch andere behoeven die wel. Dat vele gevelsteenen en reliëfs oorsprokelijk in kleuren prijkten, is waar schijnlijk. Daarom is het schilderen als zoodanig wel te verdedigen. Wanneer echter reliëfs vergaan zijn, dan baat schilderen natuurlijk niet meer. Al wat men dan doen kan, is, de steen met het een of ander preparaat te behandelen, hetwelk, wat nog aanwezig is, tegen verder verweeren beschermt. De Bond Heemschut heeft onlangs Burgemeester en Wethouders van Amsterdam op den staat, waarin de reliëfs van Hendrik de Keyser zich bevinden, ge wezen. Het college gaf aanstonds last, om maatregelen te nemen en te redden, wat nog te redden is. Hiervoor verdient het Heemschut's dank. HEEMSCHUT IN FRIESLAND "ude afbeeldingen doen ons zien, hoe mooi Friesland vroeger was. Maar in de negen tiende eeuw is veel van die schoonheid verloren gegaan; zelfs in de twintigste eeuw hield de ontluistering niet op. De eens zoo talïijke stinsen, de huizen der Friesche aanzienlijken, zijn, op Heringa State te Marssum na, onder den moker der sloopers gevallen. Dit eenige huis, dat overbleef, dankt zijn behoud aan Dr.-HENRicus Popta, „Oudste Advocaat voor den Hove van Vriesland" (1635—1712) die het bestemde voor de Voogden van het Gasthuis, dat ingevolge de bepalingen van zijn testament te Marssum gesticht werd. In de steden zijn vefe fraaie oude gebouwen ver dwenen of bedorven. De kerken te Leeuwarden en te Sneek zien er zeer onooglijk tria de schilder achtige zestiende eèuwsche toren, die in de St. Jacobs- straat der Friesche hoofdstad stónd, werd haast een halve eeuw geleden afgebroken, nadat het Provinciehuis, de Bank van Leening, de Latijnsche School en andere merkwaardige gebouwen uit de zestiende en zeven tiende eeuw reeds vroeger een zelfde lot hadden ondergaan. Te Franeker bleven althans de Groote Kerk en het Stadhuis nog bewaard. Maar men zal zich herinneren, hoe hier slechts doör ingrijpen van hooger gezag het afgraven van wallen en het vellen Van boomen, waartoe eenige jaren geleden het besluit reeds was genomen, is belet geworden. Te Sneek hebben onlangs dempingspjannen bestaan, waartegen Heemschut zich met goed gevolg heeft verzet. Doch ondanks alle moeite, die werd gedaan, mocht het indertijd niet gelukken, het noodeloos verknoeien van het aardige raadhuis te Balk te voorkomen. Door de electrificatie verdwijnen de molens meer en meer, die aan Friesland zulk een typisch aanzien geven. En nu deed onlangs het bericht in de pers de ronde, dat de toren te Deinum van zijn karakteristieke peer vormige bekroning zou worden beroofd; Deze bekroning, uit de zestiende eeuw afkomstig, is zeker bijzonder merkwaardig. Voorheen placht ook de toren te Zunderdorp met zulk een „peer" te prijken,

Periodieken van Erfgoed Vereniging Heemschut

Bouwwereld 1918-1923 | 1923 | | pagina 2