DE BOUWWERELD
EERSTE „HEEMSCHUT'-NUMMER 1923
XXIIE JAARGANG No. 9
28 FEBRUARI 1923
RED.: A. W. WEISSMAN. AMSTERDAM. UITGEVER: F. VAN ROSSEN
BEELDHOUWWERKEN VAN HENDRIK DE KEYSER
Oude Zijds Achterburgwal bestaat en tot het Hoofd
bureau van Politie behoort. Dit deel is echter niet van
het oorspronkelijk gebouw afkomstig, niaar van dat,
waardoor dit tusschen 1643 en 1645 is vervangen.
Merkwaardig is de poort in de Spinhuissteeg, die
het jaartal 1645 vertoont, doch den stijl van een veertig
jaar vroeger. Het reliëf, dat men thans boven die poort
ziet, is in 1788, toen het Spinhuis werd opgeheven,
boven een deur in den muur om het toen gebouwde
Werkhuis aan de Nieuwe Kerkstraat geplaatst. Pas een
tiental jaren geleden is het weder op zijn oude plaats
gekomen.
In 1607 was Pieter Corneliszoon Hooft student
te Leiden. Hij schreef toen den 3den April een brief
aan Hendrik de Keyser, dien hij noemt „den zoo
beroemden Constenaer, eere van mijn Vaderlandt".
In dien brief doet hij mededeeling van een vers
„passende op de beelden" en die „worden gesproken
van het vrouwebeeld"; het luidt:
„Schrick niet: ick wreeck geen quaet: maer dwing tot
goedt.
Straf is mijn handt, maer lieflick mijn gemoedt".
Dit vers werd, doch in een andere spelling, in 1788
onder het reliëf, toen in de Nieuwe Kerkstraat geplaatst,
uitgehouwen.
Sommigen meenen, dat het reliëf van Hendrik DE
■e Amsterdamsche stadsteenhouwer Hendrik
de Keyser heeft met zijn beitel vele ge
bouwen der hoofdstad versierd.
Het vroegste werk van zijn hand is de
poort van het Tuchthuis aan den Heiligeweg, waarin
de fries „Raspijn, de tuchtheer" is voorgesteld, zittend
op een met verfhout beladen wagen, die door wilde
dieren wordt getrokken. Pieter Corneliszoon Hooft
heeft de spreuk uit een treurspel van Seneca, daarbij
te lezen: „Virtuti est domare quae cuncti pavent"
vertaald
„Hetgeen daer alle man om zwicht
„Te temmen is manhaftheitsplight".
Toen, in de negentiende eeuw, het voormalig Tucht
huis als Huis van Bewaring dienst deed, was het
reliëf verborgen achter een bord, dat de bestemming
van het gebouw aangaf.
Omstreeks 1880 is dit bord verwijderd en heeft men
het reliëf van de verf ontdaan, die het bedekte. Thans,
na ruim veertig jaar, is het reliëf zóó verweerd, dat
het alle waarde heeft verloren. De steen, waarin het
gebeiteld werd, is blijkbaar niet hard geweest.
Terwijl dit Tuchthuis was bestemd voor mannen,
die daar het harde verfhout moesten zagen en raspen,
werd in 1595 ook een Spinhuis voor „qua-geschickte
vrouwen" ingericht, waarvan een deel nog aan den